Wil jij de schriften even uitdelen? Nee!
Het is woensdagochtend half negen. De kinderen druppelen net
binnen. Ook Mark is er al. Op tijd dit keer. Dat is op zich al een unicum. Mark
is meestal wat later, omdat hij het ochtendritueel niet op een andere dan
chaotische manier kan laten verlopen, waardoor er elke morgen veel tijd
verloren gaat. Dit ondanks de checklists die zijn moeder voor hem heeft
gemaakt. Mark heeft autisme en sommige dingen krijgt hij niet altijd zo snel
voor elkaar als zijn leeftijdgenoten. Niet dat hij zijn best niet doet, maar
het lukt gewoon niet. Zijn wat tragere tempo is op school wel eens lastig, maar
de leerkracht vangt dit meestal goed op door de hoeveelheden werk voor Mark wat
aan te passen.
Marks echte probleem is zijn houding. Tenminste, dat vindt
de leerkracht. De communicatie tussen Mark en de leerkracht verloopt vaak wat
stroef. Vandaag is het weer raak. ‘Mark, wil jij de schriften vast even
uitdelen?’ ‘Nee,’ zegt Mark. De leerkracht knippert verbaasd met zijn ogen,
schudt zijn hoofd in ongeloof en herhaalt de vraag. ‘Nee, echt niet,’ zegt Mark
resoluut. Ondertussen is het doodstil geworden in de klas. De kinderen die
eerst geen acht hebben geslagen op de vraag en het daaropvolgende antwoord,
zijn nu muisstil. ‘Pardon Mark???!’ ‘Nee, u hoeft u niet te verontschuldigen
hoor. Het is een normale vraag, maar ik heb nu even geen zin.’ De stilte
verandert nu in ijs… ‘die Mark heeft wel lef,’ fluistert Eveline. ‘Mark, ik
vind je behoorlijk brutaal vandaag. Zou je misschien een beetje kunnen dimmen?’
Mark kijkt niet begrijpend om zich heen. ‘Dimmen?’ ‘Ja, kappen!’ Mark kijkt
steeds verbaasder. Wat zou hij moeten kappen dan? Geen boom te zien hier. Of
bedoelt de meester dat hij moet stoppen ergens mee? Maar hij doet toch al
niets? Mark komt er niet meer uit. Wat kunnen mensen toch onlogisch zijn, denkt
hij bij zichzelf. ‘Ga maar even naar de gang Mark, voor ik ontplof.’ Daar moet
Mark dan wel om grinniken. Mensen kunnen heus niet ontploffen denkt hij. ‘Haal die grijns maar van je gezicht
Mark. Er is nu niets te lachen. Wegwezen maar.’ Zuchtend sloft Mark weer naar
de gang. De vierde keer deze week, denkt hij mistroostig 1.
Wat er hier gebeurt, is iets wat snel kan gebeuren. Een kind
met autisme en een leerkracht die er niet voldoende bij stilstaat, dat de
communicatie snel kan vertroebelen omdat beide partijen elkaar niet goed
begrijpen. De leerkracht geeft Mark een opdracht in vraagvorm. Wij doen dat
vaak om de opdracht wat minder als opdracht te laten klinken. Elk kind weet dat
de vraag eigenlijk geen vraag is en zal de schriften gaan uitdelen. Een kind
met autisme vat deze ‘nep vraag’ op als een echte vraag. En daarop kun je ja of
nee antwoorden. Voor Mark die nog zit bij te komen van zijn snelle start thuis
(iets wat hem veel inspanning kostte), is een “nee” dan ook volkomen logisch.
Toen de leerkracht de vraag herhaalde, dacht Mark dat hij niet duidelijk was
geweest met zijn antwoord. Vervolgens is de leerkracht helemaal verbluft en
zegt daardoor: “Pardon???!’ Hij bedoelde natuurlijk “wat zeg jij nou? Wil je
wel eens heel gauw die schriften gaan uitdelen??” Mark begrijpt er echter uit,
dat de leerkracht zich verontschuldigt, voor het twee keer stellen van zijn
vraag. Zijn antwoord is dan weer volkomen logisch en heel beleefd en
vriendelijk. Vervolgens vervalt de geïrriteerde leerkracht in beeldspraak na
beeldspraak, waardoor Mark er niets meer van snapt. Zijn reacties op het
letterlijk opvatten van de beeldspraak zijn weer volkomen begrijpelijk. En als
Mark dan eindelijk ook een beeldspraak herkent en er om moet grinniken, wordt
dat opgevat als brutaal gedrag. Mark moet weer naar de gang.
Als je communiceert met een kind met autisme, moet je je (meer
dan gewoonlijk) afvragen of je wel duidelijk bent. Geef geen opdrachten in
vraagvorm, maar zeg wat je van het kind verwacht. “Mark, deel de schriften uit
alsjeblieft.” Duidelijk en toch vriendelijk 2.