Over mij

Mijn foto
Ik schrijf en geef lezingen over gedragsproblemen, gedrags- en ontwikkelingsstoornissen vanuit bijna 40 jaar onderwijservaring, een Master SEN studie en veel, véél leeswerk. Ik benader alles vanuit de vraag "Maar wat kan ik er nu mee in de klas?" Beknopte theorie en veel praktische handreikingen die je morgen al kunt toepassen in je klas. Zie ook www.gedragsproblemenindeklas.nl

dinsdag 23 januari 2024

Trauma? Dat komt bij ons op school niet voor.

 


 Anton Horeweg, Leerkracht, gedragsspecialist (MSEN), auteur 2024

‘De vraag is of een leerkracht beseft dat een of meer van zijn leerlingen in zijn jeugd psychisch beschadigd is. Ik ben bang dat dit vaak niet het geval is.’ Frits Boer, emeritus-hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, Voorzitter Wetenschappelijke Raad Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie.

Ik ben bang dat professor Frits Boer gelijk heeft. Ik sprak laatst met een groepje leerkrachten na een van mijn lezingen (over een ander onderwerp). Zij hadden een beeld van ‘trauma’ dat de meeste mensen waarschijnlijk hebben. Zij dachten onwillekeurig aan de oorlogsveteraan, die badend in het zweet wakker wordt uit een nachtmerrie; die flashbacks heeft en zijn woede vaak niet onder controle heeft.

Dat beeld is niet persé fout, maar het strookt niet helemaal met het gedrag van kinderen met psychotrauma. De uitingsvormen in het gedrag zijn namelijk zeer divers. De woede tonen kan zeker, maar er zijn ook kinderen die zichzelf terugtrekken, onzichtbaar worden voor de leerkracht en dat tot ware ‘kunst’ verheven hebben. Er zijn ook kinderen die zich constant perfect aanpassen aan wat jij wilt. Ze cijferen zichzelf volledig weg. Anderen dragen voortdurend een masker. Ze lijken heel gewoon en zorgeloos. En hoewel hun gedrag hemelsbreed kan verschillen en ook bij een en hetzelfde kind per dag heel erg kan verschillen, hebben al deze kinderen als onderliggend probleem dat ze zich schamen, schuldig voelen en niets waard voelen.

Het gedrag dat deze kinderen laten zien, is niet altijd het gedrag dat uitnodigt tot samen iets oplossen of begrip tonen. Druk, je les verstorend gedrag is geen uitzondering.

Als een vulkaan.

Soms slaapt het.

Soms borrelt het.

Soms komt het tot een uitbarsting.

 

 

De moeilijkheid is natuurlijk wel, dat je als leerkracht vaak geen idee hebt wat er achter de woede, het drukke of het stille gedrag of het volledig aanpassen zit.

En wat misschien wel erger is, we komen er ook (vaak) niet achter, omdat we de tijd niet krijgen/ hebben/ maken, om echt met kinderen te praten. Terwijl voor elk kind, maar deze kinderen in het bijzonder de noodzaak van ‘gezien’ worden ontzettend groot is.

We zien het dus niet en vaak weten we ook niet, dat vroegkinderlijk chronisch trauma vaker voorkomt dan we denken.[1] Er heerst soms nog het beeld dat ervan uitgaat dat kinderen op een school in een ‘goede wijk’ geen trauma’s kunnen hebben. Trauma maakt echter geen onderscheid: in elke wijk, op elke school in elke klas kunnen kinderen met trauma zitten. Ongeacht hun etniciteit, culturele achtergrond of economische klasse. Het klopt dat in bepaalde groepen kinderen meer risico lopen: denk aan vluchtelingenkinderen of kinderen die in armoede leven. Dat doet echter niets af aan het feit dat ook kinderen in ‘betere gezinnen’ misbruikt, verwaarloosd of mishandeld kunnen worden of gewoon een gebeurtenis meemaken die te overweldigend voor hen is.

De impact van een trauma in de kindertijd is groot. En die invloed is zo groot, omdat de ontwikkeling van het kinderbrein erdoor beïnvloed[2][3]wordt. Kinderen die opgroeien in een onveilige omgeving ontwikkelen letterlijk een ander brein dan kinderen die opgroeien in een veilige omgeving. Deze laatste kinderen hebben een brein dat toegerust is om ‘te overleven in vijandig gebied.’ Die kinderen zijn in een constante staat van hyperalertheid. Ze zijn gefocust op (sociale) signalen die duiden op gevaar. Het lastige is, dat het gevaar niet echt hoeft te zijn. Hun brein interpreteert dingen sneller als gevaarlijk en reageert dienovereenkomstig. En die reactie noemen wij vaak ‘probleemgedrag.’

Een moeder vertelt: ‘Mijn dochter is al in een toestand van fight, flight freeze als de leerkracht boos of vermanend reageert op het meisje dat naast haar zit.’

 

Dit ‘probleemgedrag’ bestrijden is eigenlijk dweilen met de kraan open. Wat deze kinderen nodig hebben is een volwassene die hen kan kalmeren en die ze niet straft om hun gedrag, maar probeert samen te kijken hoe het gedrag te verbeteren is. Niet het probleemgedrag bestrijden dus, maar de stress verlagen. Eenvoudig ‘belonen en straffen’ heeft hier geen zin. Wat overigens niet wil zeggen, dat deze kinderen dan alles zouden mogen (iets wat nog wel eens gedacht wordt, als je zegt ‘niet straffen.’).

Er moeten wel degelijk grenzen gesteld worden, maar het gaat vooral om de manier waarop je dat doet. Wat deze kinderen nodig hebben, wat hun onderwijs- en opvoedingsbehoefte is, is een leerkracht die kalm uitlegt wat het gewenste gedrag is en waarom dit gedrag niet kan worden geaccepteerd.  Een leerkracht die co-regulator[4] is als de emoties de overhand krijgen. Een leerkracht die hen de consequenties uitlegt en de schade laat herstellen. Een leerkracht die deze grenzen vriendelijk doch beslist handhaaft, is precies de leerkracht die deze kinderen nodig hebben. Het zorgt voor veiligheid.

Wat ook nodig is, is dat de leerkracht begrijpt dat deze kinderen hun gedrag niet ‘kiezen.’ Ze doen het er dus niet om, zelfs al lijkt dat soms wel zo. Het is overlevingsgedrag (zie kader).

Wat deze kinderen eigenlijk helpt (maar waar ze niet meteen voor open staan) is het aangaan van een goede relatie met een volwassene die in hen gelooft. Die er voor ze is. Ondanks hun uitdagende of afwerende gedrag. Niet makkelijk. Absoluut niet. Maar misschien wil je het proberen. Ze hebben vaak niemand anders dan de leerkracht.

 

 

Hoe het komt dat getraumatiseerde kinderen hun gedrag niet ‘kiezen.’[5]

Als je de illustratie bekijkt, zie je dat zich in het midden een gedeelte begint dat optimale arousel heet. Je hebt dan hooguit minimale stress en je kunt logisch denken, redeneren en leren. Alle informatie komt goed binnen en wordt goed geïntegreerd.

Als de stress te veel wordt, kom je in fight flight freeze (bovenkant van het schema). Je staat dan op overleven en niet meer op logisch denken. Je limbisch systeem neemt je handelen over, de activiteit van de cortex wordt verlaagd. In deze staat werkt zelfs het spraakcentrum minder goed: kinderen in deze toestand begrijpen gesproken taal minder goed.

Als de stress te groot is, kan er ook een shut down plaatsvinden: het brein maakt het lichaam op om ernstige verwondingen aan te kunnen. De hartslag vertraagt, bloed gaat alleen nog naar vitale organen en opiaten om de pijn te verzachten worden aangemaakt. Het kind reageert niet meer op de buitenwereld. ‘Playing dead.’

Afbeelding met schermafbeelding, kaart

Automatisch gegenereerde beschrijving

 

 

 



[1] Kolk, B. van der (2022). Traumasporen in lichaam, brein en geest. New York: Penguin Books.

 

[2] Perry, B. D. (2016) The Brain Science Behind Student Trauma. Stress and Trauma inhibit Students’ Ability to Learn. Education Week. 36 (15), 28.

[3] Perry, B. & Szalavitz, M. (2016). De jongen die opgroeide als hond. Amsterdam: Scriptum.

 

[4] Coppens, L. ;  Schneijderberg, M. & Van Kregten,C. Lesgeven aan getraumatiseerde kinderen. een praktisch handboek voor leerkrachten in het basisonderwijs. Amsterdam: SWP.

[5] Horeweg, A. (2018). De traumasensitieve school. Anders kijken naar gedragsproblemen in de klas. Houten: Lannoocampus.

zaterdag 13 januari 2024

Traumasensitief onderwijs, met aandacht voor álle kinderen; ook de stille.

 


Door Anton Horeweg, leerkracht, gedragsspecialist (MSEN), auteur

Fleur (11 jaar) heeft het thuis niet makkelijk. Haar leerkracht weet dat en probeert veel contact met haar te zoeken. Op een dag vraagt de leerkracht hoe het thuis gaat. Fleur klapt dicht en zegt niets meer. Ze is onbereikbaar voor de leerkracht. Als die vertelt dat ze niets hoeft te vertellen, maar dat ze gewoon benieuwd was, ontspant Fleur een beetje.

Soms voelen kinderen zich erg somber en hopeloos. Ze hebben dan geen interesse in school en leren en vaak ook niet meer in hun vrienden. Deze onverschilligheid en somberheid kunnen ook tekenen zijn van trauma.[1] [2] Dat is overigens niet aan ons om vast te stellen en dat hoeft ook niet. Ze zitten soms heel passief in de klas en tonen weinig initiatief. Soms zijn ze een makkelijk slachtoffer voor pesterijen, omdat ze niet of nauwelijks opkomen voor zichzelf. Ze ondergaan dit soort momenten gelaten.

Door alertheid van leerkrachten op aanwezigheid van internaliserende problemen is een eerste stap om internaliserende problemen vroegtijdig te signaleren. Maar ook aandacht voor het creëren van veiligheid voor kinderen om internaliserende problemen te delen is van belang.[3] Het blijkt dat ‘simpelweg’ vragen aan het kind over zijn welzijn, ruimte geeft om te vertellen over ingrijpende gebeurtenissen.[4] ‘Hoe gaat het met jou vandaag?’ zou een goede inleidende vraag voor een gesprekje kunnen zijn. De uitdaging is wel, wanneer doe je dat. In de dagelijkse praktijk blijkt dat niet mee te vallen. Traumasensitief werken zorgt ervoor dat teams bekijken hoe ze die benodigde ruimte voor gesprekken maken.

Merel (groep 4) is een stil meisje, dat in haar eigen wereldje lijkt te leven. Ze heeft veel fantasie en bemoeit zich niet erg met haar klasgenoten. De leerkracht heeft gemerkt dat ze tijdens de les vaak afwezig zit te staren. Als ze haar dan aanspreekt duurt het even voor ‘ze er weer is.’

Wat alle leerlingen, maar met name de teruggetrokken en stille leerlingen helpt om tot praten te komen zijn de volgende factoren[5]:

  • Het kind heeft vertrouwen in de leerkracht: het gaat hier enerzijds om het gevoel van vertrouwen in de leerkracht, maar anderzijds ook in het waarborgen van de privacy van de leerling. Wanneer de werkplek van de leerkracht in de school zichtbaar is voor anderen, geeft dit leerlingen doorgaans geen veilig gevoel.
  • Verwachtingen over de hulp: leerlingen vinden het fijn om te weten wat ze kunnen verwachten van de hulp die aan hen geboden wordt. Eerdere positieve ervaringen met hulpverlening dragen ook bij aan het (sneller) zoeken van hulp.
  • Deskundigheid van de leerkracht: het gevoel dat de leerkracht weet wat hij kan doen om hulp te bieden helpt om te praten. Eigenschappen van de leerkracht die hieraan bijdragen zijn: vriendelijkheid, goed kunnen luisteren, beschikbaar zijn, welkom heten, niet oordelen, begrijpelijke taal gebruiken.
  • Toegankelijkheid van de leerkracht: voor leerlingen is de toegankelijkheid van de leerkracht erg belangrijk: ruime beschikbaarheid en snel terechtkunnen zijn helpend.

Wat daarbij ook helpend kan zijn, zijn de volgende factoren[6]:

  • Zeggenschap: leerlingen willen graag meepraten en meebeslissen over de hulp die ze krijgen. Dit geldt zeker als kinderen ouder worden.
  • Overtuiging: wanneer leerlingen gemotiveerd zijn voor het zoeken van hulp, draagt dit bij aan het nemen van deze stap.
  • Behoeften: een zorgzame omgeving waarbij vertrouwelijkheid vooropstaat helpt leerlingen. Ze hebben hierdoor het gevoel dat er tegemoet wordt gekomen aan hun behoeften.

De punten hierboven zijn gelukkig zaken waar veel leerkrachten aan werken. Door ze misschien nog iets bewuster toe te passen creëer je zo een omgeving waarin een kind jou durft te benaderen met een lastig onderwerp.

 

Wil je meer weten over trauma? Volg onze Masterclass traumasensitief onderwijs. https://hartgedragenonderwijs.nl/masterclass-traumasensitieve-school/ 



[2] Amédée, L. M., Tremblay‐Perreault, A., Hébert, M., & Cyr, C. (2019). Child victims of sexual abuse: Teachers' evaluation of emotion regulation and social adaptation in school. Psychology in the Schools56(7), 1077-1088.

[3] Reichardt, J. (2016). Exploring school experiences of young people who have self-harmed: How can schools help? Educational and Child Psychology, 33(4), 28-39. https://doi.org/10.53841/bpsecp.2016.33.4.28

[4] McElvaney, R. (2015). Disclosure of child sexual abuse: delays, non-disclosure and partial disclosure. What the research tells us and implications for practice. Child Abuse Review, 24(3), 159-169. https://doi.org/10.1002/car.2280

[5] Sijp, A., Zijlstra, A. E., De Boer, A. A. (2019). Zie mij! Een literatuurstudie naar disclosure en het zoeken van hulp door leerlingen met internaliserende problemen in het primair en voortgezet onderwijs. Rijksuniversiteit Groningen.

[6] De Boer, A., Kuijper, S., & Zijlstra, E. (2023). Praten met leerlingen in het voortgezet onderwijs over internaliserende problematiek. Kinder- & Jeugdpsychotherapie, jaargang 50, nummer 3, 2023, p.108-125.