Over mij

Mijn foto
Ik schrijf en geef lezingen over gedragsproblemen, gedrags- en ontwikkelingsstoornissen vanuit bijna 40 jaar onderwijservaring, een Master SEN studie en veel, véél leeswerk. Ik benader alles vanuit de vraag "Maar wat kan ik er nu mee in de klas?" Beknopte theorie en veel praktische handreikingen die je morgen al kunt toepassen in je klas. Zie ook www.gedragsproblemenindeklas.nl

zaterdag 5 augustus 2023

Musab

 ‘Jongens en meisjes, dit is Musab, hij komt bij ons in de klas.’

Naast mij stond een vrij stoere jongen. Uitdagend keek hij de klas in, helemaal niet timide, zoals de meeste kinderen die zomaar ergens in een vreemde klas gedropt worden.

Ik wees hem zijn plek aan en gaf hem zijn spullen. De eerste dag keek Musab vooral rond. Werken deed hij nauwelijks. Dat snapte ik wel, ook al keek hij stoer en uitdagend, hij moest vast nog wennen aan zijn klas. Toen we tegen drie uur de klas gingen opruimen kwam Manon klagen: ‘Meester, Musab schopt me zomaar.’ ‘Zomaar?’ echode ik. ‘Jij deed niets?’

Manon verzekerde me dat ze echt niets had gedaan. Ze leek oprecht. Ik vond haar ook geen meisje dat dit soort dingen zou verzinnen. Ik stelde haar gerust en vertelde dat ik op Musab zou letten. De dagen erna regende het klachten over Musab. Schijnbaar uit het niets schopte, kneep en sloeg hij. Soms zag ik het gebeuren, maar vaker helemaal niet. Musab werd ook snel drukker. Hij had commentaar op van alles en nog wat, wilde graag zaken regelen die ik liever zelf regelde en wilde ook voor de kinderen wel bepalen wat zij moesten doen.

Zo te zien lag de kracht van Musab in het controleren van zijn omgeving. Hij deed er in ieder geval verwoede pogingen toe. Omdat Musab een kop groter was dan de meeste kinderen, begon de situatie toch wel vervelende vormen aan te nemen. Sommige kinderen waren duidelijk bang voor hem. Ik besloot met hem te praten, maar helaas had Musab besloten om dat niet met mij te doen. Hij had geen problemen, hij had mij niet nodig, want hij kon prima op zichzelf passen en de andere kinderen moesten niet zo zeuren. Hij deed immers niets? Welke pedagogische trucjes ik ook probeerde in het gesprek, ik stuitte op een muur van ‘Weet ik niet’, ‘Hoe moet ik dat weten?’ en stilzwijgen.

Toen Musab weg was naar huis, zat ik nog een tijd lang voor me uit te staren. Hoe help je een kind dat niet geholpen lijkt te willen worden?

Eerst maar alle zaken eens op een rijtje gezet dan. Musab kwam uit Eritrea. Zijn ouders waren gevlucht voor het bewind daar en waren via een lange tocht door Afrika uiteindelijk met een bootje de Middellandse Zee overgestoken, samen met nog tweehonderd anderen in datzelfde bootje. Onderweg hadden ze mensen zien doodgaan en hun tocht door Afrika was ook een zware tocht geweest. Musab was dus weggerukt van huis, vrienden en familie, had geweld meegemaakt en had zelf ook moeten lijden tijdens de zware tocht. Daarna had het gezin in een vluchtelingenkamp gezeten, waaruit ze uiteindelijk vertrokken waren, om ten slotte te eindigen in Ter Apel. Vanuit daar hadden ze nog op drie andere plekken gezeten, voor Musabs tocht op onze school eindigde. Voorlopig dan. Al die onzekerheid … Geen wonder dat je als kind de boel wilt regelen. Elke beetje houvast is welkom.

Ik besloot Musab om te beginnen een andere plek in de klas te geven. Achteraan, met mooi overzicht over de groep. Niemand achter hem, alleen vóór hem. Ik zette hem naast Alex, een beer van een jongen die de goedheid zelve was. Hopelijk zou zijn kalme gemoed ook uitstralen naar Musab. Daarnaast gaf ik Musab de verantwoordelijkheid over een paar taken die in de klas gedaan moesten worden: hij mocht mijn oerwoud aan planten beheren en verzorgen en de whitebordjes en stiften uitdelen. Verder paste ik mijn uitleg aan en vertelde vaker wat er ging komen. Heel langzaam leek er iets te veranderen in het gedrag van Musab. De kleine stukjes controle die hij kreeg, leken hem goed te doen. Op de een of andere manier had Alex ook invloed op hem, Musab sloeg niet of nauwelijks meer andere kinderen. Zich bemoeien met van alles en nog wat met de bedoeling de zaken naar zijn hand te zetten deed hij nog wel. Ik besloot er maar eens een aantal gesprekken in de klas over te houden.

‘Hoe beslissen wij in deze klas wat we gaan doen?’ En vooral: ‘Wat doe je als iemand de baas wil spelen?’ Uit die gesprekken kwam uiteindelijk naar voren dat de groep kon helpen. Iemand die zijn zin wil doordrijven, kan gestopt worden door de rest van de klas: ‘Als we besluiten dat we iets zo en zo doen en één iemand wil dat niet, dan kan hij op dat moment niet meedoen. Natuurlijk is hij meteen welkom als hij volgens de gemaakte afspraken wil meedoen.’

Het leidde in de weken erna tot een vaak boze en verbaasde Musab, die merkte dat grote groepen kinderen niet deden wat hij op dat moment wilde. Op die momenten probeerde ik in de buurt te zijn en praatte ik met hem over hoe je met groepen niet altijd precies kan doen wat je zelf wilt. Op zo’n moment mag je zelf kiezen: je doet niet mee, of je doet mee volgens de regels van de anderen. Jij bent de baas over jou, dus dat bepaal jij helemaal zelf. Over dat laatste moest hij hebben nagedacht, want een paar dagen later kwam hij vertellen dat hij besloten had om toch mee te doen op momenten dat de klas niet koos voor wat hij wilde. ‘Ik heb bepaald dat dat toch leuker is’, zei hij ernstig.


Bron: Horeweg, A. (2018). De traumasensitieve school. Lannoocampus.