Over mij

Mijn foto
Ik schrijf en geef lezingen over gedragsproblemen, gedrags- en ontwikkelingsstoornissen vanuit bijna 40 jaar onderwijservaring, een Master SEN studie en veel, véél leeswerk. Ik benader alles vanuit de vraag "Maar wat kan ik er nu mee in de klas?" Beknopte theorie en veel praktische handreikingen die je morgen al kunt toepassen in je klas. Zie ook www.gedragsproblemenindeklas.nl

maandag 24 april 2023

'Ik ga het vertellen!'

 

‘Ik ga het vertellen’. Als je iets weet over loyaliteit tussen kind en ouders, als je iets weet over het schuldgevoel en de schaamte die kinderen voelen als ze thuis mishandeld, verwaarloosd of misbruikt voelen, als je iets weet over de bedreigingen die kinderen soms meekregen om vooral hun mond te houden[1], dan snap je hoe ontzettend moedig het is als een kind zijn of haar mond durft open te doen tegen een ‘vreemde’ die daar niet op zit te wachten.

Zelfs als je die vreemde kent, is een behoorlijke kans dat je als kind niet geloofd wordt, omdat je ouders aardige, hardwerkende mensen zijn. En jij? Jij bent een kind waar toch al dingen aan op waren gevallen: je gedrag is niet altijd even goed, je schoolresultaten ook niet en in de les droom je regelmatig weg.

En, als ze je wel geloven, wordt het misschien allemaal nog erger. Misschien krijg je nog meer problemen thuis, misschien moeten je ouders naar de gevangenis, huilt je moeder zich dood of word jij in een weeshuis geplaatst en vind niemand jou meer leuk.

Over dat ‘er niet op zit te wachten’, dat is onderzocht. Zevenenveertig procent van de kinderen twijfelt of ze op school (klasgenoten, leerkracht) wel zitten te wachten op gesprekken over dit onderwerp. Elf procent weet het zeker: hier kun je op school niet mee aankomen.[2]

Zomaar wat gedachten die kinderen kunnen hebben, naast de gedachten dat de verwaarlozing, mishandeling of het misbruik ‘gewoon’ is, erbij  hoort, bij iedereen wel zo zal gaan of hun eigen schuld is omdat ze nu eenmaal een slecht kind zijn.

Trouwens, dit soort dingen gebeurt door enge kinderlokkers, mannen die uit bosjes springen of in een busje door de wijk rijden toch? ‘Meester! Daar rijdt een kinderlokker!’ Kinderen horen dingen van elkaar (en soms van volwassenen) die niet kloppen. Ze hebben geen referentiekader.

Daar kunnen we op school iets aan doen. De leerkracht maakt tijd, anderen de materialen. Zo is er bijvoorbeeld Schildje[3] voor groep 1 en 2, is er een prachtig boek verschenen over niet leuke geheimen: Sam en het niet-leuke geheim[4], is er een site die je met kinderen kunt bespreken: www.hulpbijkindermishandeling.nl  en is er Dit is een verschrikkelijk boek met een gouden boodschap[5] voor groep 7 en 8. Zelfs voor het Voortgezet onderwijs en het mbo is er een boek: Niet jouw schuld. Een verschrikkelijk boek met een gouden boodschap.[6]



[1] Bicanic, I & De Jong, A. (2017). Als je het vertelt dan…” Verbale dreigementen aan het adres van slachtoffers van seksueel misbruik. EMDR Magazine 15, 2020, p 30-32.

[2] C. Hoefnagels, S. Onrust, M. van Rooijen, H. Jonkman, A. van Spanje-Hennes, L.D. Breeman, Changing the classroom climate to lower the threshold for child abuse and neglect self-disclosure: a non-randomized cluster controlled trial, Children and Youth Services Review (2021), doi: https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2021.106196

[3] Schildje.nl

[4] Vaessen, W. & Melsen, P. (2023). Sam en het niet-leuke geheim. Vesper Publishing.

[5] Horeweg, A. (2022). Dit is een verschrikkelijk boek met een gouden boodschap. 2de druk, Pica.

[6] Horeweg, A. (2023). Niet jouw schuld. Een verschrikkelijk boek met een gouden boodschap. Pica.

zondag 23 april 2023

Hokjesdenken

 


 U denkt in hokjes

Laat ik beginnen te vertellen dat ik werk in het onderwijs. Met kinderen dus. Dat doe ik al heel lang. En ja ik plaats kinderen in hokjes. En u doet dat ook. Dat doe je namelijk al als je zegt ‘dit is mijn kind.’ In uw hoofd maakt u in gedachten een hokje waarin u uw eigen kinderen onderscheidt van andere kinderen. Reuzehandig. Voor je het weet zit je anders in een huis vol kinderen die niet van jou zijn. De mensen-die-niet-willen-dat-kinderen-in-hokjes-worden-geplaatst, plaatsen mij ook in een hokje. Het hokje van professionals die kinderen in hokjes plaatsen. Je kunt natuurlijk zeggen dat ik het daarnaar gemaakt heb, maar het blijft hokjesdenken. Het menselijk brein moet wel. Het leeft handiger.

Intolerant

‘Je werkt mee aan het stigmatiseren van kinderen. Je plaatst kinderen in hokjes. Je ziet voorbij aan de eigenheid van elk kind. Kinderen moeten mogen zijn wie ze zijn.’ Zomaar een paar ‘argumenten’ om mij te laten weten dat het onderscheid maken tussen kinderen die een stoornis hebben en de andere kinderen, niet gewenst is. #hokjesdenken. Trouwens, die kinderen hebben geen stoornis volgens de mensen met een andere mening, ze wijken af van de door hen ‘verfoeide norm.’ De maatschappij is intolerant. Ik zou zeggen: dat is soms zeker waar.

Gelijk?

Waarom maak ik dan onderscheid tussen kinderen? Simpel, omdat dit onderscheid er is. Ik probeer kinderen ‘te zien.’  Onderscheid in mijn klas is nodig, omdat ik niet van elk kind hetzelfde kan en mag verwachten (ondanks het feit, dat ik wél uitga van hoge verwachtingen). Niemand is erbij gebaat als ik tegen een druk kind zeg dat het moet blijven zitten als ik zie dat het kind bijna ontploft van de energie en bewegingsdrang.  Ik heb zojuist een kind in het hokje ‘druk kind’ gestopt in mijn hoofd, maar daardoor heb ik wel een idee wat ik nu kan doen voor ‘m. Kinderen zijn dus niet gelijk. Wel gelijkwaardig.

Schadelijk

Oké, dat kan iedereen vast begrijpen. Dit hokje is nog niet zo erg. ‘Maar je maakt onderscheid tussen kinderen met en kinderen zonder een stoornis. Dát is wel erg. Dat zijn schadelijke hokjes. Je schrijft er zelfs boeken over.’ Waar. Ik denk dat ik recht doe aan kinderen als ik wat over een kind weet. En als dat ‘wat’ toevallig is dat het kind gediagnosticeerd is en ADHD heeft, dan vind ik dat fijn om te weten. Ondanks het feit dat er volgens sommige wetenschappers te snel een diagnose wordt gesteld; ondanks het feit dat de criteria te breed zijn; ondanks het feit dat stoornissen hooguit afwijkingen zijn van wat we op dit moment in onze samenleving acceptabel vinden en ondanks het feit dat een stoornis zéker niet alles zegt, of misschien wel bijna niets, omdat er meer verschillen zijn tussen kinderen met ADHD dan er overeenkomsten zijn. Ik vind het fijn. Ik kan proberen mijn gedrag en de klassenomgeving een beetje aan te passen aan het kind. Het doet recht aan de eigenheid van het kind, waar ik volgens niet-medestanders juist aan voorbij ga.

Ik, de leerkracht moet iets doen

Niemand krijgt zomaar een diagnose. Zelfs als de diagnose ‘te snel’ is gegeven, is er iets aan de hand. Er was een signaal. Het is nu eenmaal niet zo dat je over straat loopt en ineens een diagnose hebt. Signaal dus. Misschien is het kind druk (overigens niet omdat hij ADHD heeft; het is andersom. Het kind is druk en dat noemen we ADHD. We hadden net zo goed kunnen afspreken dat het leuk is). Er staat nergens waarom het kind druk is. Misschien wel door mij. Of waarom het kind niet oplet. Misschien geef ik ontzettend saai les en is het mijn eigen schuld. Dus waarom is het dan handig? De signalen zijn er. Dat betekent dat ik, de leerkracht, iets moet doen. Daarom is dat signaal handig. Is ‘het label’ dan persé nodig? Niet boeiend voor mij als leerkracht. Ik geef dat label niet (stom woord trouwens). Ik neem het aan ter kennisgeving. Ik ga misschien dubbel mijn best doen om het kind beweging te geven. Ik ga misschien een spetterende les maken. Weet ik veel. Maar ik ga erover nadenken. En ja, dat doe ik ook voor andere kinderen.

Mag je zijn wie je bent?

‘Maar je gaat voorbij aan de eigenheid van kinderen. Ze mogen toch zijn wie ze zijn?’ Ja en nee. Ik heb ook recht op eigenheid, maar ik moet wel ‘meedraaien.’ in de maatschappij. Zo werkt dat nu eenmaal. Dus eigenheid. Ja. Maar er is altijd een begrenzing. En wat betreft de eigenheid en de als voorbeeld genoemde ADHD: dat gedrag ‘hoort’ bij het kind. Ik veroordeel het kind niet en het gedrag ook niet. Ik wil het kind juist helpen een fijne schooltijd te hebben. Waar het mag zijn wie het is. En als zijn eigenheid voor klasgenoten even niet zo handig is, zoeken we naar een oplossing. En nee, dat hoeft zeker geen medicatie te zijn; daar ga ik niet over. Er zijn overigens kinderen met ADHD, die op een gegeven moment medicijnen kregen en die uiteindelijk die medicijnen niet meer wilden. Ze zeiden: : ‘ADHD/druk zijn hoort bij mij.’ Hun eigenheid dus.

Nog een voorbeeldje. Een kind met autisme. Heel vaak hebben zij moeite om met anderen te communiceren op precies dezelfde manier als veel andere kinderen. Is dat erg? Nee, niet voor mij. Voor het kind kan het lastig zijn. Het kan voor het kind een hobbeltje zijn of een forse berg, maar het kind merkt wel dat de communicatie niet soepel verloopt. Hebben alle kinderen met autisme dat? Ik ken ze niet allemaal, dus ik moet kijken naar dit specifieke kind. Stel dat ik merk, dat het kind inderdaad niet alle dingen die ik zeg snapt, terwijl de rest van de klas het wel begrijpt.  Dan is het fijn als ik weet dat het kind autisme heeft. Dan is het fijn dat ik weet dat ik heel concreet moet communiceren. Daarmee kan ik recht doen aan het kind. Aan zijn eigenheid. Ik heb het wel in een hokje geplaatst: kind waarbij ik heel goed moet opletten hoe ik iets zeg. Schadelijk? Ik denk van niet.

 Conclusie: ik doe aan hokjesdenken

Samenvattend: Ik doe aan hokjesdenken. Ik zie diagnoses als (beperkte) informatie. Ik stel de diagnose niet. Ik vertel hooguit wat ik zie in de klas. Ik eis niet dat ouders moeten laten testen. Ik stel het wel eens voor. Ik heb nog nooit gezegd 'Uw kind moet medicatie'. Dat is mijn vak niet. Ik kijk naar gedrag en probeer met het kind uit te vissen wat erachter zit. En hoe we samen voor een fijne schooltijd kunnen zorgen. Als een kind (g)een diagnose heeft, en druk of onoplettend is, blijft dat nog wel even; met of zonder diagnose. De informatie is dus altijd betrekkelijk en algemeen. Kijken naar het kind en praten met het kind is dan wat nodig is. Volgens mij is dat een stukje passend onderwijs. Zie je? Ik plaats zelfs het onderwijs in hokjes.

zaterdag 28 januari 2023

'Ík niet met jou!'

 Bron: Horeweg, A. (2023). Kinderen met hechtingsproblemen in de klas. Leuven: Lannoocampus (in voorbereiding)


Leerkracht: ‘Oskar ik wil even met je praten, want dit gedrag vind ik niet goed.’

Oskar: ‘Maar ik heb daar geen zin in.’

Lkr: ‘Toch wil ik met je praten.’

O: ‘Ik niet met u.’

Lkr: ‘We gaan het toch doen.’

O: ‘Nee, ik heb er geen zin in.’

 

Een gesprek als hierboven duurt vaak nog veel langer, maar de uitkomst blijft zoals hier. Oskar vertikt het om te praten, mee te komen of op welke manier dan ook mee te werken. De vraag is dan wat je kunt doen. Hem dwingen kan niet. Boos worden helpt niet. Oskar is daar niet van onder de indruk (in ieder geval ogenschijnlijk niet en hij zal nog steeds niet doen wat je vraagt). Boos worden activeert bovendien een stressrespons die leidt tot een uitbarsting of afsluiting voor de buitenwereld en heeft dus geen zin. Je kunt als leerkracht het gevoel hebben dat nu je gezag wordt ondermijnd (dat gevoel had ik in ieder geval wel; bovenstaande gesprekken heb ik meermaals gevoerd met Oskar). Hoe onplezierig het gevoel ook is, op dat moment kun je weinig doen.

Opties

Een optie zou zijn Oskar uit de klas te laten halen door een directielid, maar ook met het directielid gaat hij niet mee (proefondervindelijk vastgesteld). Dat betekent dat je hem op dat moment alleen maar kunt laten zitten en zeggen dat je erop terugkomt. Je kunt een gesprek voeren als het kind rustig is, eventueel met zijn ouders erbij, maar ook die kunnen bovenstaande reactie niet voorkomen. Ik denk dat tijd de enige factor is die kan helpen. Oskar moet uiteindelijk gaan geloven dat als jij met hem wilt praten, dat niet is om hem te straffen, maar het beste met hem voorhebt. 

Straf voorkomt Oskars reactie echt niet en zorgt er alleen voor dat je zéker geen band opbouwt, of de opgebouwde band beschadigt. Als je denkt dit gedrag te voorkomen door strenge discipline en lik-op-stukbeleid (lees: strafwerk, nablijven, schorsen), dan heb je het echt mis. Het gedrag lijkt te stoppen, maar de wrok blijft aanwezig. Als je ‘menselijkheid’ weghaalt uit het onderwijs, haal je ook veel van de effectiviteit weg, vooral voor kinderen met trauma en hechtingsproblemen.[i] Misschien doen die kinderen wat je wilt, als je geluk hebt, maar alleen als er een volwassene meekijkt.[ii] [iii]

Detentions and other traditional sanctions will certainly fail because there is nothing you can do to that child that can compare with the discomfort that they are already feeling. An exclusion will only increase their sense of anger and isolation, confirming their negative expectations (of yet another rejection).[iv] 

 Dát zal hem leren!

De ‘strenge discipline’ heeft ook effect op het leren, maar niet het effect dat je zou willen. De achterblijvers zitten voor een deel vol stress in je klas en komen minder goed tot leren. De kinderen met straf zullen hun wereldbeeld keer op keer bevestigd zien: zij doen het niet goed en horen er niet bij, jij (zijnde de leerkracht en volwassene) bent een voortdurende bedreiging en een bron van wrok en stress. Het mag duidelijk zijn dat deze kinderen óók niet tot leren komen.

Verbetering via contact en relatie

En het klopt als je bedenkt dat dit een zeer lastige afweging is. Ga je wéér in gesprek, terwijl het kind er niets van lijkt te leren en anderen stoort? Geef je hem straf, zodat hij ‘leert’ dat dit gedrag onacceptabel is? Of werk je (al uitleggend en pratend) aan de lange termijn en geloof je dat ook dit kind uiteindelijk zal geloven dat leerkrachten het beste met hem voor hebben en hij veilig is in de klas, waardoor hij zichzelf zal kunnen reguleren en begrijpt waarom dat nodig is. Ik stem voor de laatste optie, waarbij ik ook wel weet, dat het soms dermate mis kan gaan dat de veiligheid van andere kinderen in het geding komt en dat is een grens waar je niet over mag gaan. Gelukkig zijn er nog veel momenten daarvóór.


 ‘Most seriously behaving students we are now talking about had experienced plenty of punishment in their young lives and that neither helped them become caring and responsible nor that it kindled their love of learning.’[v]

Laura Ecken, teacher

 Overigens blijkt uit onderzoek dat bij ernstig wangedrag, waarbij een kind bijvoorbeeld een ander pijn doet, uitleggen effectiever is dan straf geven.[vi][vii]



[i] Olson, K. (2014). The invisible classroom. Relationships, neuroscience & mindfulness in school. New York: W.W. Norton & Company.

[ii] Dix, P. (2020). As the adults change, everything changes. Seismic shifts in school behaviour (5th ed.). Carmarthen: Independent Thinking Press.

[iii] L.A. Sroufe (2021): Then and now: the legacy and future of attachment research, Attachment & Human Development. doi: 10.1080/14616734.2021.1918450

[iv] Martindale, D. (2019). Attachment-aware schools. Headteacher Update, 2019(1), 4-6.

[v] Watson, M. (2019). Learning to Trust. Attachment theory and classroom management.

 

[vi] Hoffman M.L. (1978). Empathy: Its development and prosocial implications. In: C.B Keasey (Ed.), Nebraska symposium on motivation, 25, 169-217. Lincoln (NE): University of Nebraska Press.

[vii] Hoffman, M.L. (200O). Empathy and moral development: Implications for caring’ justice. Cambridge (MA): Cambridge University Press.

zaterdag 19 november 2022

Het is weer zover. Week tegen kindermishandeling 2022

 Week

Het is de Week tegen kindermishandeling 2022. Een week waarin extra aandacht is voor kinderen die mishandeld, genegeerd, verwaarloosd of misbruikt worden en kinderen die opgroeien met huiselijk geweld. Een week met aandacht voor een onderwerp waar we normaal niet al te veel aandacht voor hebben. Wegkijken is makkelijker en alleszins begrijpelijk als je niet te lang nadenkt.

Kijk niet weg

Toch is die aandacht broodnodig. Ik ga niet strooien met de bekende cijfers. Als je die nog niet kent, woon je waarschijnlijk onder een steen of interesseren die cijfers je niet. Een correct zinnetje er achter zou kunnen zijn: ’En dat is je goed recht.’ Toch vind ik dat niet (en dat is dan weer mijn goed recht). Volwassenen moeten er alles aan doen kinderen in de knel te helpen. Het mag duidelijk zijn dat ook de plegers (daders zeiden we vroeger), hulp nodig hebben. Immers, als met jou alles goed is, kom je niet tot zulke daden.

Walging, afschuw, boosheid, machteloosheid

Wat mij opvalt, is dat berichten als deze niet zoveel gelezen worden als andere berichten. Ik snap dat wel. Het onderwerp stemt soms somber of maakt je boos. Uit een recent onderzoek blijkt dat mensen onder andere afschuw, boosheid en walging voelen als ze aan het onderwerp seksueel misbruik denken.[1] Dus waarom zou je een artikel als dit lezen?


Maak de wereld mooier, veiliger

Je zou het kunnen lezen, omdat je de wereld een stukje mooier kunt maken. Een stukje veiliger. Je zou het kunnen lezen om weer even bewust te hebben dat dit onderwerp de gruwelijke realiteit is van veel kinderen en jongeren. Je zou het kunnen lezen omdat je écht iets kunt doen in je klas. Je zou het kunnen lezen om te weten te komen dat veel kinderen en jongeren die in deze ellende zitten of zaten, op school niemand tegenkwamen die er echt voor ze was. Je zou het kunnen lezen om te leren dat bespreekbaar maken van dit onderwerp in de klas bijdraagt aan eerdere onthulling.[2]

 Kortom het maakt je bewust van het feit dat jij een belangrijke schakel bent als leraar.

Praten in de klas

Je bent bijvoorbeeld belangrijk in de preventie. Echt. Als jij kinderen en jongeren een referentiekader geeft, trekken ze eerder aan de bel. Als jij kindermishandeling, armoede en discriminatie bespreekbaar maakt, geef je kinderen een referentiekader. Ook geef je een belangrijke boodschap af: Dit is niet goed en het is niet jouw schuld.

Het doel is overigens niet dat kinderen en jongeren gaan praten. Het is de bedoeling dat ze merken dat het met jou altijd kan.[3]

Mensen die het kunnen weten

Tot slot wil ik je wat teksten laten lezen van mensen die dit hebben meegemaakt. Zij wisten niet wat er verkeerd was, zij dachten dat het aan hen lag, zij dachten dat het zo hoorde, niet zo erg was of bij je opvoeding hoorde. Als de cijfers je niets zeggen, als mijn verhaal je niets zegt, hoop ik dat wat zij, de slachtoffers van weleer, erover zeggen. Zij spreken uit ervaring. Dat ze dit nu kunnen is te danken aan hun enorme veerkracht en volharding. Lees hieronder de uitspraken van Jason BhugwandassLana (Vicky) BergmanNina BlomKim KoumansAngélique van Deursen en Angelique Rijk




[1] Bicanic, I. & Terra, A. (2022). Omstanders over seksueel misbruik. EMDR Magazine, nr. 26, P 45-50.

[2] Hoefnagels, C., & Onrust, S. (2021). Van Rooi en, M., onkman, H. Van Span e-Hennis,., & Breeman, LD. Changing the classroom climate to lower the threshold for child abuse

and neglect self-disclosure: a non-randomized cluster controlled trial. Utrecht: Universiteit Utrecht.


donderdag 29 september 2022

Kun je traumasensitief werken en pesten stoppen?

 

Traumasensitief werken aan pesten. Kan dat?

Pestgedrag hoort absoluut bij de gedragsproblemen. Pesten is de meest voorkomende vorm van agressie, die het schoolleven van een kind grondig kan verpesten en het kind kan beschadigen. Als er gepest wordt, staat dit het welbevinden en leren in de weg. Bovendien hebben zowel pestslachtoffers, omstanders en pesters vaak jaren later nog problemen.[1]

Pesten is agressie

Pestgedrag: Wat is precies pesten? Pesten is stelselmatige vorm van agressie waarbij één of meer personen in een machtspositie moedwillig proberen een andere persoon fysiek, verbaal of psychologisch schade toe brengen. Het is een groepsproces waarbij pesters, gepesten, omstanders of meelopers, wegkijkers, volwassen beroepskracht (leraar, sportleraar) en ouders betrokken kunnen zijn.[2] Bij pesten is de macht ongelijk verdeeld.[3] Pesten gebeurt met voorbedachte rade. Het is géén instinctieve reactie op gevaar. Het is geen ‘fight, flight, freeze, fawn-reactie. Derhalve kun je een leerling altijd de keuze geven: je stopt of er volgen consequenties (zie https://pestpectief.nl/2022/09/27/a-never-ending-story/ ). Pesten is een vorm van agressie en agressie op school is ontoelaatbaar. Wel moet je de leerling helpen.

Dader is zelf beschadigd

‘Maar het komt omdat hij zelf beschadigd is.’ Een veelgebruikt argument om de pester niet aan te pakken en het gedrag te vergoelijken. Daarmee zeg je dus eigenlijk: ‘omdat jij pijn hebt, mag je dat bij een ander ook doen.’ Dat lijkt me niet. Het zijn echter niet beschadigde leerlingen die het vaakst pesten, maar het komt voor. Dat klopt.

Maar vaker is het volgende het geval: Kinderen die pesten zijn vaak sterker dan de andere kinderen. Ze zijn meestal vrij populair en hebben een grote mond. Zij gebruiken het pesten om hun status te verhogen.[4] Ze reageren eerder agressief en hebben ook een positieve houding tegenover het gebruik van geweld. Zij kunnen zich vaak slecht inleven in hun slachtoffers en voelen zich nauwelijks verantwoordelijk voor hun daden.

Het kan natuurlijk ook zijn dat het kind vroeger zelf gepest werd. Als het kind dan op een nieuwe school of in een nieuwe klas komt, neemt het soms het besluit om zelf te gaan pesten, zodat het zelf geen slachtoffer meer kan worden. Dat laatste kind is dan het beschadigde kind, dat nog steeds niet mag pesten trouwens.

Voor de volledigheid: pesten is een groepsprobleem. School, klas en leraar spelen allemaal een rol. Hier gaat het vooral om het beeld dat een beschadigd kind geen grens mag worden opgelegd met een sanctie als het pesten niet stopt.

Gevolgen voor het slachtoffer

Ik zet ze nog maar eens neer voor een betere perspectief name: de gevolgen. Vaak volgen er gezondheidsklachten op een periode van gepest worden. Kinderen die langdurig worden gepest, lopen grote kans om depressieve of emotionele problemen te ontwikkelen, maar ook lichamelijke klachten. [5] [6] Verder is het aannemelijk dat kinderen (vooral meisjes) later zelfmoordgedachten ontwikkelen of zelfmoordpogingen doen[7] [8], dat kinderen in de periode dat ze gepest worden en daarna minder zelfvertrouwen hebben, minder plezier in school hebben, vaker afwezig zijn en minder goed presteren op school.[9] [10] Kinderen die op jonge leeftijd gepest worden, kunnen eerder gevoelens van eenzaamheid krijgen en school vermijdend gedrag vertonen dan andere kinderen. Ook kunnen kinderen een laag zelfbeeld, traumaklachten en depressies ontwikkelen. Uit onderzoek[11] blijkt dat gepeste kinderen een grotere kans lopen om psychosomatische en psychosociale klachten te ontwikkelen Sommige gepesten hebben later moeite om relaties aan te gaan.[12]

Gevolgen voor de dader.

En dat zijn dan ‘alleen nog maar’ de gevolgen voor het slachtoffer. Oók de dader ondervindt negatieve gevolgen. Als de dader dus zelf al beschadigd was, beschadigt hij zichzelf nog verder. Het is blijkt dat ook de pester negatieve gevolgen ondervindt: klachten zoals hoofdpijn, buikpijn, rugpijn, bedplassen, slechte eetlust en slaapproblemen[13], vaker gedachten of zelfmoord.[14] Bovendien komen zij vaker in aanraking met criminaliteit en verslavingen.[15]

Gevolgen voor je klas

Ook voor de omstanders (de rest van je klas) zijn er minder prettige gevolgen: De sfeer in de klas is negatief. Groepsopdrachten maken in de klas zal lastig zijn, omdat dit samenwerking vereist. Door leerkrachten wordt zo’n klas vaak als een moeilijke groep ervaren. Op de lange termijn kunnen kinderen uit de zwijgende middengroep schuldgevoelens krijgen als ze terugdenken aan hun gedrag in de klas ten opzichte van de pester en het gepeste kind.

 

Wie worden slachtoffer

Kinderen die afwijken van het gemiddelde, opvallen of kwetsbaar lijken (sociaal kwetsbare kinderen) meer risico om gepest te worden. Zo blijkt uit een onderzoek in het Verenigd Koninkrijk dat 47% van alle adoptiekinderen gepest worden met hun afkomst.[16] Er is geen reden om aan te nemen dat het er hier anders aan toe gaat. Met andere woorden vaker kinderen die al beschadigd zijn. Daarnaast nog een hele rits anderen, maar die laat ik hier even buiten beschouwing. Zie daarvoor Handboek Gedrag op school.

Dus?

Dus moet de school stelling nemen. De school moet een traject schetsen en handhaven, waarbij het pesten moet stoppen. Houdt het daar op? Nee. De school biedt namelijk ook (en vooral) hulp. Gesprekken met alle betrokkenen (apart). Eerst zonder sancties. Kinderen maken fouten. Zeker een slachtoffer-dader (iemand die eerst zelf gepest werd) of een kind dat thuis onveilig opgroeit, heeft in de eerste plaats hulp en steun nodig. Zo leert het kind dat pesten niet nodig is. Toch blijft de grens de grens. Die biedt veiligheid en zorgt dat niemand nog verder beschadigt. Zoals ik eerder zei: agressie mag nooit getolereerd worden op school.



[1] Ttofi, M. M., Farrington, D. P., Loesel, F., & Loeber, R. (2011). The predictive efficiency of school bullying versus later offending: A systematic/meta-analytic review of longitudinal studies. Criminal Behaviour and Mental Health, 21(2), 80-89. doi:10.1002/cbm.808

[2] Vermande, M. ; van der Meulen, M. & Reijntjes, A. (Red.) (2015).Pesten op school Achtergronden en interventies, tweede druk. Amsterdam: Boom/Lemma.

[4] Pouwels, J. L. (2018). The Group Process of Bullying: Developmental, Methodological, and Social-Cognitive Perspectives (dissertatie, Radboud Universiteit Nijmegen). Ridderkerk: Ridderprint B.V.

[5]  Reijntjes, A., Kamphuis, J. H., Prinzie, P., & Telch, M. J. (2010). Peer victimization and internalizing problems in children: A meta-analysis of longitudinal studies. Child Abuse & Neglect, 34(1873-7757; 0145-2134; 4), 244-252

[7] Klomek, A. B., Sourander, A., Niemela, S., Kumpulainen, K., Piha, J., Tamminen, T., et al. (2009). Childhood bullying behaviors as a risk for suicide attempts and completed suicides: A population-based birth cohort study. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 48(1527-5418; 0890-8567; 3), 254-261.

[8] Gini G, Espelage DL (2014) Peer victimization, cyberbullying, and suicide risk in children and adolescents. JAMA 312(5):545–546.

[9] Nakamoto, J., & Schwartz, D. (2010). Is peer victimization associated with academic achievement? A metaanalytic review. Social Development, 19(2), 221-242

[11] Fekkes, M., Pijpers, F.I.M., en Verloove-Vanhorick, S.P. (2005). Bullying: who does what, when and where? Involvement of children, teachers and parents in bullying behavior. Health Education Research, 20, 81-91

[12] Sourander, A., Helstea, H., en Piha, J. (2000). Persistence of bullying from childhood to adolescence – A longitudinal 8-year follow-up study. Child abuse and neglect 24, 873-881.

[14] Brunstein, Klomek, A., Sourander, A., & Gould, M. (2010). The association of suicide and bullying in childhood to young adulthood: A review of cross-sectional and longitudinal research findings. Canadian Journal of Psychiatry. Revue Canadienne De Psychiatrie, 55(1497-0015; 0706-7437; 5), 282-288

[15] Ttofi, M.M., Farrington, D.P., David P., & Lösel F. (2012). School bullying as a predictor of violence later in life: A systematic review and meta-analysis of prospective longitudinal studies. Aggression and Violent Behavior, 17,405-418.

[16] (2018). Bridging the Gap: Giving Adopted and all Traumatised Children an Equal Chance in School. Adoption UK. Verkregen via Adoptionuk.org op 15-08-2020 https://www.adoptionuk.org/Handlers/Download.ashx?IDMF=e460b99a-4ebb-4348-bd23-64a50d747901

maandag 26 september 2022

Levenslang last van buitensluiten

 Buitensluiten: ww. 1. Niet laten meedoen. Zo staat het in het woordenboek. Maar achter dit korte zinnetje gaat een hele wereld schuil. Een wereld van, dat mag je rustig zeggen; diepe ellende. Want als je buitengesloten wordt en niet mag meedoen met je groepje of je klas, dan ervaar je gegarandeerd een enorme eenzaamheid. Mensen zijn sociale wezens, gemaakt om bij een groep te horen. ‘Er niet bij horen’, zorgt voor gevoelens van diepe eenzaamheid, stress en wanhoop.  Buitensluiten is dan ook een vorm van PESTEN. Relationeel pesten om precies te zien. De onderstaande quote laat zien hoe ernstig  deze vorm van pesten is.

‘Als je twee minuten wordt buitengesloten, worden hersendelen actief die ook actief worden bij fysieke pijn.’

Kip Williams, sociaal psycholoog

Dan zoek je toch een ander groepje?

Pesten is schadelijk. Dat geldt voor elke vorm van pesten. Elke leraar weet dat ondertussen wel denk ik. Buitensluiten is ook een vorm van pesten. Juist deze vorm wordt onderschat. Tegen een kind dat niet mee mag doen (wordt buitengesloten), wordt al gauw gezegd: ‘Dan zoek je toch een ander groepje?’ Dat doet niets af aan het feit dat buitensluiten letterlijk evenveel pijn doet als fysieke pijn. Laat het daar vooral niet bij. Zelfs de dreiging buitengesloten te worden, kan al voor een fight, flight, freeze-reactie zorgen. 

Hoe voorkom je buitensluiten?

Hoe moet je als leerkracht omgaan met buitensluiten? Het is goed om te beseffen dat de leerkracht hier iets tegen kan doen. Maak duidelijk hoe we wel en niet met elkaar omgaan in onze klas. Benadruk dat sommig gedrag niet goed is. Maak dat concreet: ‘In deze klas mag iedereen meedoen en komen we voor elkaar op.’ Je moet dus de zwijgende meerderheid van je klas activeren. Kun je buitensluiten dan altijd voorkomen? Nee. Maar je kunt er wel álles aan doen om het proberen te voorkomen. Hierover kon je al lezen in een eerder blog.

Bij meidenvenijn grotere kans op buitensluiten

Zowel jongens als meisjes sluiten elkaar buiten, maar als er in je klas sprake is van meidenvenijn, is de er een grotere kans dat er iemand buitengesloten wordt. Het is een beproefde tactiek van de queenbee en haar hofdames. Soms zie je ook dat juist de hofdames buitensluiten en pesten, zonder dat het meest populaire meisje hierom vraagt of er zelfs maar weet van heeft. Ze sluiten anderen buiten om hun eigen status van ‘vriendin van’ in stand te houden.

Schade

Kinderen die buitengesloten worden, gaan soms extra hun best doen er toch bij te horen, bijvoorbeeld door de groepsleden waar ze bij willen horen te imiteren. Als dat niet werkt, trekken ze zich vaak terug in zichzelf of worden agressief.  Als alle pogingen tot het vinden van aansluiting mislukken, kan dat grote gevolgen hebben voor hun psyche. Het kan leiden tot depressie, hopeloosheid, jezelf compleet waardeloos voelen en zelfs tot zelfmoord. Ook fysiek heeft het gevolgen. Zo daalt de lichaamstemperatuur van mensen die worden buitengesloten en blijkt zoals gezegd het brein buitensluiten niet te onderscheiden van fysieke pijn. De schade die buitensluiting veroorzaakt kan vaak lang nawerken.

Levenslange (nadelige) effecten

Pesten werkt door tot ver in de volwassenheid. Dat geldt zeker ook voor buitensluiten. Zelfs op latere leeftijd hebben mensen die als kind zijn buitengesloten, moeite om anderen te vertrouwen en leiden vaker aan angststoornissen en depressie.

Peter (inmiddels volwassen): ‘Het pesten bestond uit buitensluiten en altijd alleen overblijven als er groepjes werden gemaakt. Ik hoorde kinderen dan zeggen: “Snel, mag ik bij jullie anders moet ik straks met die slome Peter.” Waarop die andere kinderen dan begrijpend zeiden: “Getver! Nee hoor, kom maar bij ons.” De meester leek het nooit te horen. Achteraf denk ik: kon hij die groepjes niet gewoon maken?’

Dit Blog verscheen eerder op www.pestpectief.nl 

Literatuur:

Takizawa, R., Maughan, B., & Arseneault, L. (2014). Adult health outcomes of childhood bullying victimization: Evidence from a five-decade longitudinal British birth cohort. American Journal of Psychiatry, 171, 777-784. doi:10.1176/appi.ajp.2014.13101401

Horeweg, A. (2021). Handboek Gedrag op school. Huizen: Pica.

zondag 25 september 2022

Gedragsproblemen bestaan niet? Echt wel!

Dat kan echt niet!

 ‘Waarom heeft je site zo’n negatieve naam? Die titel van je boek kan echt niet hoor.’

Gedragsproblemen in de klas’; ‘Anders kijken naar gedragsproblemen’ 'Voorkom lastig gedrag'…Dat kan echt niet volgens sommigen. Volgens mij wel en daar krijg ik dan ook regelmatig kritiek op. De criticasters redeneren bijvoorbeeld als volgt: ‘Zo leg je het probleem bij het kind.’ Of ‘Het woord probleemgedrag heeft een negatieve connotatie, dus dan begin je al op een negatieve manier te kijken.’ Ik snap de bezwaren, maar ik deel ze niet.

Het beestje bij de naam noemen

Ik sta bijna 40 jaar voor de klas en ik kom bijna elke dag kinderen tegen van wie (en voor wie) het gedrag problemen oplevert. Voor henzelf niet in de laatste plaats, maar ook voor de leerkracht of voor andere kinderen. Er is naar mijn idee dus een ‘probleem.' ‘Ja, maar’, zeggen die criticasters, ‘dat is geen probleem, dat is een ontwikkelingskans.' Of: ‘Probleem? Nee hoor, dat is een uitdaging.’ 'Of een signaal.' Ik schaar dat onder de noemer omfloerst taalgebruik. Net zoals iemand die werkloos is, ‘between jobs’ is, of ‘Op zoek naar een nieuwe uitdaging.’ Ja hoor. Leuk dat je ‘beschikbaar bent voor de arbeidsmarkt', maar het is even vervelend als werkloos zijn.

Geen oordeel

Zo is het ook bij probleemgedrag. Er is wel degelijk een probleem, maar anders dan het woord of je eigen gedachten misschien suggereren, staat er in dat woord nergens dat het kind de veroorzaker van die problemen is. Het kind heeft soms een probleem (geen kind vindt het namelijk leuk als de leerkracht boos op hem is) en soms heeft de leerkracht een probleem (hij weet bijvoorbeeld niet hoe hij het kind kan helpen lekker in zijn vel te zitten of iets te leren). Let wel: Het gaat hier NIET over SCHULD. Het gaat over een objectief vast te stellen mismatch met de omgeving.

Taak

De leraar is wel degene die actief moet proberen het probleem te verminderen (of nog mooier: op te lossen en het allermooist: te voorkomen). Dat is immers (voor een deel) zijn werk? De leraar is immers degene die een betekenisvolle pedagogische relatie met het kind tot stand moet brengen? En soms gaat dat niet zo makkelijk als de leraar zou willen. Dan komt het pedagogisch vakmanschap om de hoek kijken en moet de leraar zien te bewerkstelligen dat die relatie toch tot stand komt. Een hele uitdaging :-) De eerlijkheid gebiedt overigens te zeggen dat de leraar zeker niet alle problemen kan voorkomen of oplossen.

Samen

Wel is de leraar degene die naar mijn idee het voortouw moet nemen dat te proberen. Door het eigen gedrag kritisch onder de loep te nemen, door eigen gedrag aan te passen waar nodig en mogelijk. Dat betekent niet dat het kind niets ‘moet’, maar bedenk wel dat een kind soms ‘niets kan.’ Hopelijk lukt het de leraar dan om het probleem samen met het kind aan te pakken.

Utopia

 En omdat alleen in Utopia alle problemen echt opgelost, zo niet voorkomen kunnen worden, kan de leraar soms niets anders doen dan het kind zoveel mogelijk ondersteunen, ook als de problemen blijven bestaan. Want volgens mij schuilt daarin een belangrijke regel: het kind moet er nooit alleen voor staan. 

De leraar trouwens ook niet.