Over mij

Mijn foto
Ik schrijf en geef lezingen over gedragsproblemen, gedrags- en ontwikkelingsstoornissen vanuit bijna 40 jaar onderwijservaring, een Master SEN studie en veel, véél leeswerk. Ik benader alles vanuit de vraag "Maar wat kan ik er nu mee in de klas?" Beknopte theorie en veel praktische handreikingen die je morgen al kunt toepassen in je klas. Zie ook www.gedragsproblemenindeklas.nl

maandag 23 december 2024

Het gaat weer over ADHD

 

Het gaat weer over ADHD

Maar ook over stoornis (foute woord van het jaar 2024) neurodiversiteit en inclusie.

 

‘Het onderscheid dat er is tussen mensen, moet niet als een afwijking of stoornis worden gezien, maar als iets moois’

 

Vooraf: ik ben voor inclusie waar het kan en apart waar nodig, maar mijn zoektocht gaat ergens anders over.

ADHD een vorm van neurodiversiteit die voor ons allemaal geldt (want iedereen is anders, dus neurodivers). Of is ADHD neurodivergentie, waarmee dan toch weer een tweedeling wordt gemaakt: een soort uiterste in neurodiversiteit of, afwijkend van wat het meest voorkomt, het neurotypische brein. Zo kom je nooit van de hokjes af volgens mij, als dat al kan. ‘Deze indeling maakt de wereld inclusiever’.[1] Ik ben aan het uitvinden hoe dat dan gaat. Ik ben er niet achter.

De term neurodiversiteit dook een jaar of tien geleden op als het ging om mensen met een label als AD(H)D, TOS, ASS of autisme, DCD of dyspraxie, dyslexie en/of dyscalculie. Nel Hofmeester is in Nederland een belangrijke aanjager in het gebruik van deze term geweest.[2] Het onderscheid dat er is tussen mensen, moet niet als een afwijking of stoornis worden gezien, maar als iets moois. Daar kan ik inkomen, want een klas zonder vaak open en spontane kinderen (veel kinderen met ADHD) kan saai worden. Dus we verlaten het woord stoornis en we sleutelen niet aan het kind alsof het een defect vertoont.

 Aanpassen omgeving

Iemand die wat kleiner van bouw is, krijgt een kleiner stoeltje op school. We gaan hem niet oprekken om hem op een gemiddelde lengte te krijgen. Waarom zouden kinderen met ADHD dan wel ‘opgerekt’ moeten worden? Of kinderen met andere ‘stoornissen’ natuurlijk. Waarom geven we ze niet gewoon een aangepaste omgeving, net als het ietsje kleinere kind? De omgeving aanpassen, je handelen aanpassen: in al mijn boeken gaat het erover. Maar dat kan niet tot in het oneindige. Zeker niet in een klas met vijfentwintig kinderen.

Volgens Bert Wienen moeten we ons ook veel minder richten op dat individuele kind en wat meer op het geheel.[3]  In zekere zin eens: organiseer eerst je onderwijs: school, klassenmanagement, didactische vaardigheden. Toch schuurt dit verhaal ook. We besteden meer aandacht aan de omgeving (Goed! Leerkracht handelen kan veel veranderen), richten ons niet op het kind als ‘schuldige’ en vooral niet op zijn stoornis, want daar kan het kind niets aan doen (eens).

Omgeving aanpassen

Maar ik wil het kind in de klas wel kunnen helpen een rekenles vol te houden, ondanks zijn snellere afleidbaarheid. Eerst de omgeving maar aanpassen: busrijen, duidelijke routines, voorgedaan, uitgelegd en geoefend, heldere gedragsregels ‘zo doen wij dat hier.’ Gebruiken van duidelijke gedragsverwachtingen, goede lessen geven (Ik ben EDI fan, maar die discussie gaan we hier maar niet voeren), klasgenoten leren met elkaar en elkaars diversiteit om te gaan…. De ondersteuning is er, niet zozeer gekoppeld aan het kind, maar aan het geheel. Goed voor alle kinderen. Dus nu zou een neurodivers kind de ondersteuning hebben die nodig is. En gewoon kunnen meedoen?  Natuurlijk niet, dat gebeurt alleen in sprookjes.

En als de omgeving is aangepast en dit niet genoeg is?

En wat nu als het kind zich nog steeds niet kan concentreren? Of wil bewegen maar moet zitten? Accepteren dat sommige uitingsvormen van diversiteit niet handig zijn in bepaalde settingen? Maar de rest heeft ook recht om te leren. Wat nu? Toch de tips raadplegen die ‘bewezen’ werken bij kinderen met ADHD? Meer beweegruimte, vaker een loopje, bij de les slepen op een vriendelijke manier?

Het voelt dubbel. Een kind, elk kind, heeft een onderwijsbehoefte die specifiek is. Tekorten zijn geen kindkenmerken. We moeten dus ondersteuning op maat bieden, maar ik hoorde juichend roepen we dat we weer meer naar het collectief moeten.

Ik blijf daarom zitten met een paar vragen en ik hoop dat heel kundig LinkedIn met ideeën komt.

1.       Als het woord ‘stoornis’ weg moet, wat zeggen we dan? Neurodiversiteit is eigenlijk een nutteloos woord als we allemaal neurodivers zijn. Áls we dat allemaal zijn, is het wel meteen een inclusieve boel. Iederéén hoort er ineens bij. Als we neurodivergent toevoegen, is er toch weer een deling waarbij een norm is gesteld.

2.       Als we ons meer richten op het geheel en minder op het individu (wat in onze ik-samenleving zeker geen kwaad kan), hoe verhoudt zich dat dan tot het kind dat echt extra ondersteuning nodig heeft?

3.       Hoe gaan we praten over wélke ondersteuning nodig is? Stel: je hebt een kind met autisme, dan heb je een globale denkrichting (bijvoorbeeld dat het kind last heeft van prikkels). Als ik die nietszeggende classificatie niet mag gebruiken (want iedereen is immers anders, ook kinderen met autisme), waar zoek je als leerkracht dan naar informatie? Ik ga ervan uit dat neurodivergent, een kind met autisme als aanduiding een beetje zinloos is, net als neurodivers met kenmerken van autisme. Met andere woorden ‘Hoe orden ik mijn zoektocht naar informatie om dit kind te helpen?”



[1] Karbouniaris, S. & van Os, J. (2024).  Kopzorgen. Neurodiversiteit begrijpen in 33 vragen

[3]  Wienen, B. (2024). Van individueel naar inclusief onderwijs. Pleidooi voor minder labelen en meer aandacht voor de kracht van onderwijs. Instondo.