Schokt deze
titel u? Ik hoop het. Wegkijken bij berichten over kindermishandeling en
seksueel misbruik is logisch (want verschrikkelijk) en toch ook weer niet.
Het is een
ongemakkelijk onderwerp, dat mag duidelijk zijn. Kinderen die, soms al op zeer
jonge leeftijd, verwaarloosd, mishandeld en misbruikt worden. Je maag draait ervan
om, je hart versnelt, je krijgt een nare smaak in je mond. Je automatische
reactie is dan ook: je hoofd omdraaien en wegkijken. Dit kán niet, dit mág
niet, dit is te erg. Klopt allemaal. Maar het bestaat!
Je hebt deze
kinderen in je school en in je klas. Het komt voor. Overal. In schrikbarende
aantallen. Onderzoek na onderzoek wijst dat uit. Wereldwijd. Dus ook in jouw
Nederlandse klas. In mijn nieuwe boek kun je alle cijfers lezen en als je op de
termen kindermishandeling, kindermisbruik, huiselijk geweld en seksueel
misbruik googelt, kom je de cijfers ook meteen tegen. Weinig mensen doen dat.
Ik snap dat wel; het drukt je met je neus op de schokkende feiten. Maar toch, als
onderwijs-professional (maar je kunt ook lezen ‘als mens’) mag je niet je ogen
dichtdoen voor deze gruwelijke realiteit.
Dat moet
veranderen. Deze kinderen hebben vaak niemand bij wie ze terecht kunnen.
School, de klas, dat zou hun veilige haven moeten zijn. Met een havenmeester
die weet wat ze meemaken. Die de gevolgen snapt. Die ze laat merken dat ze,
ondanks hun gedrag (want dat kan gezien de omstandigheden in heden of verleden
behoorlijk anders zijn dan jij zou willen) welkom zijn en gezien en gehoord
worden.
Ik weet dat
een stukje schrijven over dit onderwerp heel wat anders is dan uitvoering geven
aan dit idee. Waar begin je? Hoe houd je het vol? Het goede nieuws is denk ik
dat traumasensitief werken, traumasensitief onderwijs niet alleen voor deze
kinderen goed is, maar goed is voor elk kind.
De
traumasensitieve aanpak sluit aan bij veel wat leerkrachten en docenten al
doen. Alleen, bij deze kinderen, die beschadigd zijn, is de aanpak lastiger
vorm te geven en is het lastiger vol te houden. Ze vertrouwen geen volwassenen,
daar kwam immers het door hen meegemaakte onheil vandaan? Ze lijken niet te
zitten te wachten op een warme relatie met een volwassene. Ze houden afstand,
trekken zich terug, reageren niet of ze reageren juist heel heftig en lijken
het conflict te zoeken. Ga er maar aanstaan als leerkracht in een volle klas.
Toch denk ik
dat het kan en vind ik dat het moet. Voor deze kinderen. Ze hebben vaak niemand
anders.
In de
schoolpraktijk betekent dit naar mijn idee dat je met je team moet praten over
kindermishandeling, misbruik en verwaarlozing (en alle andere ingrijpende
gebeurtenissen die kinderen meemaken en kunnen beschadigen). Wat weet je team
van vroegkinderlijk chronisch trauma? Weet je goed wat de invloed op leren en
gedrag kan zijn? Weet je wat zou kunnen helpen? En als jullie dat weten, hoe
geven jullie dit dan schoolbreed gestalte? Is er in de drukte van alle dag tijd
om echt te praten met kinderen? Ook
met kinderen die in eerste instantie daar niet of afwijzend op reageren? En als
die tijd er niet blijkt te zijn, hoe ga je dit dan oplossen? Ik weet dat die
tijd er vaak niet is, maar de kern van ons vak is een pedagogische relatie
aangaan met kinderen. En toch we hebben vaak ‘geen tijd’ om echt in gesprek met
ze te gaan.
Een
leerkracht of docent die je ziet, die door je (‘lastige’) gedrag heen ziet. Een
leerkracht of docent die straf vermijdt. Die regels stelt (ieder kind heeft
grenzen nodig), maar die probeert dat op niet repressieve wijze te doen. Die
zich constant afvraagt of de sanctie ‘wraak’ is of toevallig makkelijk is uit
te voeren (‘ga er maar uit, ik ben klaar met je.’) of onvermogen van zichzelf.
Ik weet dat dit stukje over straf een heikel punt is. Ik merk dat ik zelf nog
regelmatig trap in het geven van een sanctie die een van bovenstaande redenen
heeft.
Maar straf
werkt niet! Misschien werkt het voor sommige kinderen, maar zeker niet voor de
kinderen uit dit verhaal. Het helpt ze verder de afgrond in. Ze hebben geen
volwassenen die ze kunnen vertrouwen, waar ze bij terecht kunnen en doordat ze
op school straf krijgen, is er daar ook niemand. Vergeet niet dat deze kinderen
gevoeliger zijn op dit gebied. Ze vinden zichzelf vaak niets waard en betrekken
de straf niet op hun gedrag, maar op hun persoon. Met een ondoordachte sanctie
bevestig je hun wereldbeeld: ik ben niets, de wereld is gevaarlijk en
volwassenen heb je niets aan.
Nooit meer
straffen dan? Ik wou dat het kon. Maar grenzen zijn nodig. Je kunt nu eenmaal
niet alles goed vinden. Maar een grens kun je vaak net iets anders bewaken dan
met ‘ga er maar uit,’ of ‘Ik ben nu echt klaar met je.’ Een grens kun je
bewaken met geschreeuw, maar ook met kalmte. Dat is (vind ik) moeilijk. Het
lijkt vaak onbegonnen werk; effect laat (soms) lang op zich wachten.
Traumasensitief lesgeven is vaak vooral letten op wat jij als leerkracht of
docent doet. In je gedachten kan het soms lijken op een vrijbrief voor kinderen
die verkeerd gedrag vertonen; dat is het niet. Het is een manier om ze te leren
dat hun gedrag (in de klas) niet nodig is. Dat het er veilig is. Dat de
leerkracht hen ziet en wil helpen het ‘goed’ te doen. En dat ze mogen zijn wie
ze zijn. Waardevol als ieder ander. Wat het andere deel van hun wereld ze ook
wijs heeft gemaakt.
Dit soort
zaken moet je dus als traumasensitief schoolteam bespreken. In alle openheid.
Een traumasensitieve school word je niet zomaar. Ook niet door het lezen van
een boek erover. Maar als je als team wilt, kun je wel een traumasensitieve
school worden. In de VS, Australië en Canada bestaan er al vele. Al jaren. In
ons land begint dit concept langzaam vorm te krijgen. Er komen er meer. Ik werk
er graag aan mee.
Anton
Horeweg,
Leerkracht,
gedragsspecialist (M SEN)
Auteur van De traumasensitieve school. Anders kijken naar gedrag (Editie 2024, 2de druk)