Over mij

Mijn foto
Ik schrijf en geef lezingen over gedragsproblemen, gedrags- en ontwikkelingsstoornissen vanuit bijna 40 jaar onderwijservaring, een Master SEN studie en veel, véél leeswerk. Ik benader alles vanuit de vraag "Maar wat kan ik er nu mee in de klas?" Beknopte theorie en veel praktische handreikingen die je morgen al kunt toepassen in je klas. Zie ook www.gedragsproblemenindeklas.nl

woensdag 17 februari 2021

Korte lontjes? En ze waren zo blij weer op school te zijn...

 

Op dit moment hoor ik van collega’s in het land dat er in klassen vaak een flink aantal kinderen zijn met korte lontjes. De vreugde van elkaar eindelijk weer zien is voorbij. De stress, de spanning van het lang thuiszitten (voor veel kinderen in een even gestrest gezin), het missen van je vriendjes, wellicht zieken in de naaste omgeving, het leven met minder structuur, dat alles draagt bij aan de korte lontjes van nu. Het is een normale reactie op de situatie, die natuurlijk ook nu nog verre van normaal is. Zet vooral in op praten over de situatie (en ook over wat er nu misgaat in de klas), doe veel gezamenlijke activiteiten (denk aan energizers tussendoor, maar ook coöperatieve werkvormen tijdens het leren), zoek naar creatieve werkvormen voor kinderen die niet willen of kunnen praten en accepteer dat het praten soms lestijd kost, ook al is die nu nog kostbaarder dan anders. Kinderen moeten tijd hebben om alles te verwerken. Ze moeten ook de tijd krijgen om weer ‘ lekker in de klas te zitten.’ Ga ook vooral door met school zoals school behoort te zijn. Het is ook fijn dat alles enigszins normaal is. De routines en jouw voorspelbaarheid helpen daarbij. Probeer niet boos te reageren op de korte lontjes, ga niet ‘preken’, maar praat voor over  ‘Wat gebeurde er nu net? Wat kan nu /volgende keer helpen?' Bepaal  vooral zelf wanneer je de boel stil legt om samen te praten en wanneer je les moet geven. Er is geen vaste regel voor. Je eigen vakmanschap bepaalt dat. Niet dat van externe deskundigen. Het is jouw klas en jouw #prachtvak.


Anton Horeweg,

Leerkracht, gedragsspecialist (M SEN).

donderdag 11 februari 2021

Kun je tegelijk over de finish komen na een valse start?

 

Eens stukje naar aanleiding van leerachterstanden en pedagogen. Ik vind mezelf trouwens leerkracht. Didacticus en pedagoog.

In vetgedrukt grote delen van de tekst die op 2 februari 2021 geplaatst is op Didactiefonline.nl

 

Je hebt niet veel aan ‘veerkracht’ met grote leerachterstanden.

Daar ben ik het niet mee eens. Je hebt niets aan leerachterstanden, maar juist bij veel achterstand is veerkracht wel degelijk van belang. Veerkracht zorgt er namelijk voor dat je opkrabbelt na tegenslagen. En deze pandemie, met schoolsluitingen, met een vermeende(?), zo gevoelde (?) echte(?) achterstand, mag je gerust een tegenslag noemen. Ik denk zelfs dat we later deze gebeurtenissen scharen onder ACE’s. Ingrijpende gebeurtenissen in je jeugd. Veerkracht zorgt ervoor dat je je leven kunt oppakken en hulp van de leraar is daarbij nodig en zeer welkom.

 Op sociale media bagatelliseren allerlei ‘pedagogen’ de zorgen over leerachterstanden die door de coronacrisis immer toenemen. Het zou meer moeten gaan over het welbevinden van onze jeugd. Een valse tegenstelling, volgens een onderwijskundige

Dat we hier praten over een valse tegenstelling ben ik met hem eens. We moeten leerlingen helpen om straks bij de herstart en lang daarna, zoveel mogelijk efficiënt, effectief en dus goed doordacht les te geven. Maar eerlijk gezegd moest dat lang voor dat corona op het toneel verscheen ook al. Is dat niet wat onderwijs zou moeten zijn?

Het is ondertussen februari 2021, we zitten in de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog, midden in de coronapandemie. De scholen sluiten voor het gros van de kinderen, gaan weer (half) open, en weer dicht. Kinderen moeten om de haverklap thuisblijven vanwege een loopneus in het gezin. Gebogen over een laptopje lessen volgen, zo goed en kwaad als het gaat. Dat dit zijn weerslag zou hebben op hun leerresultaten was te voorspellen: we weten al jaren dat de zomervakantie leidt tot cognitieve achteruitgang, en vooral bij sociaal kwetsbare kinderen.

Ook hier ben ik het roerend met deze onderwijskundige eens. Als je zes hoog achter woont, met vijf broertjes en zusjes en je alleenstaande moeder of als je met 8 familieleden in een klein flatje met slechte wifi en (g)een laptop zit, heb je het zwaar. Zie maar eens (online) te leren. Wat dat betreft illustreert de serie Klassen dat heel duidelijk. En ja, na de zomervakantie hebben veel kinderen een terugval in hun kennis. Gelukkig houdt elke leraar daar rekening mee.

Groeiende ongelijkheid

Terecht spreken velen, waaronder de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs Arie Slob (ChristenUnie), hun zorgen daarover uit. Ze bedenken plannen om de leerachterstanden aan te pakken. Nee, zeggen een aantal ‘pedagogen’ op sociale media (ik zal maar geen namen noemen), niet doen: „Het gaat nu toch vooral om het welbevinden van de kinderen?” Kinderen hebben volgens hen geen achterstand maar „zijn precies waar ze moeten zijn”. Sommigen stelden de retorische vraag: „Achterstand ten opzichte van wie of wat?”

Ja, (bijna)alle kinderen hebben een achterstand door de schoolsluiting en de online lessen. Alle inspanningen ten spijt. Een groot aantal kinderen, waarvan we nu massaal doorhebben dat ze zes hoog achter wonen met acht familieleden in een te klein huis en waar veel (armoede) problemen zijn kampen al jaren met die achterstanden. Dat maakt het niet minder erg. Wel goed dat ‘iedereen’ het er over heeft. Nu het geld naar het onderwijs om er iets aan te doen.

Ja, sommige kinderen hebben meer achterstand dan anderen, doordat het ene kind beschikte over een leerplek, goede wifi en ouders die tijd en kennis hadden om uit te leggen wat de leraren nu niet konden. De kinderen die nu nóg meer in het nadeel waren, zijn dezelfde kinderen die al jaren geen eigen leerplek hebben (behalve in de klas) en die al jaren niet geholpen konden worden door hun ouders, vanwege allerlei beperkende omstandigheden.

Nee, er is geen achterstand. Achterstand ten opzichte van jezelf is lastig te meten. Als dat al kan. Achterstand ten opzichte van een norm (bedacht door mensen die ervoor gestudeerd hebben en meestal geen idee hebben van ‘achterstanden’ en moeilijke omstandigheden tijdens het opgroeien) is zeker te meten. De vraag hoe erg het is, is een lastige. Leraren zullen met een beredeneerd en selectief programma veel kunnen doen. Maar is dat niet wat leraren altijd doen? Beredeneerd kiezen van leerstof, aangepast aan wat nodig is en binnen de grenzen van het mogelijke?

Weten zij niet dat we in Nederland onder normale omstandigheden niet eens in staat zijn om een deel van de leerlingen voldoende kennis en vaardigheden mee te geven om succesvol te kunnen deelnemen aan de maatschappij? Ten opzichte van elkaar en het curriculum wat we in Nederland met elkaar hebben vastgesteld natuurlijk!

Volgens mij kan bovenstaande stukje dat de deskundige noemt geen leerkracht ontgaan zijn. Het domineert elke keer weer het nieuws. Er is een structureel probleem in ons onderwijs. Als bijna een kwart van de kinderen met onvoldoende leesvaardigheid van school gaat, mag je dat best zo stellen. Die kinderen hebben zeker een achterstand. Zelfs als je  ze niet vergelijkt met anderen. Op de basisschool leer je lezen, rekenen en spelling. De basis.

Ten opzichte van elkaar, is het een race dan? Nee, bij een race gaat het om wie het eerste over de eindstreep komt. Het onderwijs is erop gericht dat iedereen in ieder geval op tijd binnen is. In deze crisis is het nog moeilijker geworden om dat streven waar te maken. Leerlingen zijn door al dat ‘thuisonderwijs’ steeds meer aangewezen op hun ouders en dat is oneerlijk. Hoogopgeleide ouders rapporteren dat ze veel beter in staat zijn om hun leerlingen te helpen met schoolwerk, regelen gemakkelijker een goede laptop en een rustige kamer om op te werken. Mocht dat onvoldoende helpen, kopen ze dure bijlessen in. Je kan het de ouders niet kwalijk nemen maar het resultaat is duidelijk: het toch al groeiende gat tussen kinderen van hoog- en laagopgeleide ouders wordt door deze crisis alleen maar groter.

Naar mijn mening alweer geen speld tussen te krijgen. Bemiddelde ouders kopen bijles, minder bemiddelde ouders nemen er soms een tweede baan voor en anderen kunnen het niet betalen. Dat die bijles nodig is, is naar mijn idee puur slecht. Maar heeft niets te maken met de coronacrisis. WEL met de onderwijscrisis. Te volle klassen, te weinig leraren en blijkbaar onvoldoende ‘goede’ instructie.

Veerkracht zonder vaardigheden

En dat curriculum dan, waarom zouden we daar zo krampachtig aan vast houden? Omdat dat curriculum zodanig is opgebouwd dat de leerlingen die het doorlopen goed voorbereid zijn op vervolgonderwijs en samenleving. Je zou het misschien niet verwachten maar er is over nagedacht, dat curriculum. „Ach”, posten de ‘pedagogen’, „leerlingen leren in deze crisis ook hele andere waardevolle dingen. Hun band plakken met vader, een taart bakken voor de buren, veerkrachtig zijn en jezelf vermaken in tijden dat er veel niet mag.” Hop, weer een paar honderd likes binnen, dat geeft die ‘pedagogen’ vast een goed gevoel. Toekomstige werkgevers zien die leerlingen ondertussen al aankomen: kunnen geen behoorlijke e-mail opstellen, vraag ze niet om iets uit te rekenen, geen idee hoe de wereld in elkaar zit, maar ze hebben volgens de pedagogen wel veerkracht. Ze hebben destijds zelfs nog een taart gebakken voor de buurvrouw.

Dit vind ik een onnodig denigrerend stuk, hoewel waarschijnlijk geschreven vanuit grote zorg om leerlingen. Er zijn mensen die zeggen: ‘Kinderen hebben zoveel andere dingen geleerd.’ Goed mogelijk. Maar om bij school te blijven: ze moeten goed leren lezen, rekenen en spellen. Voor later. Leuk dat je nu een ei kunt bakken, weten hoe je een scherm deelt in Teams, maar de basisvoorwaarden om deel te nemen aan onze samenleving moet je tóch nog leren. Overigens: om mee te draaien in een samenleving heb je ook andere vaardigheden nodig, dat je niet het idee hebt dat ik nu niet denk aan zaken als ‘op respectvolle wijze omgaan met elkaar, enz.’

‘Pedagogen’ die leerachterstanden bagatelliseren, Douwe vindt daar wat van: „zij doen mij denken aan miljonairs die zeggen dat geld er niet toe doet.” Ik weet niet of Douwe echt bestaat, of dat dit de gedachte van de onderwijswetenschapper is. Ik vind het wat kort door de bocht om iedereen die andere accenten legt in zijn onderwijsvisie meteen in de hoek van ‘jij hebt makkelijk praten’ gezet wordt. Die tegenstelling is volgens mij een valse.

Daan een vriend van mij zei: ‘Mensen die veel gestudeerd hebben, zonder tegenslagen zijn opgegroeid in een mooi huis en een evenwichtig gezin en die het welzijn van kinderen niet meenemen in hun kijk op de onderwijscrisis in de gedaante van de coronacrisis hebben makkelijk praten.’ 

Ik denk dat veel van de kinderen die besproken zijn in dit verhaal het vooral nodig hebben dat iemand hen ziet, tijd voor ze heeft, plezier met ze maakt, de situatie laat verwerken en dan keihard met ze aan de slag gaat om lekker lezen, rekenen en spelling te leren.