Eens stukje naar aanleiding van leerachterstanden en
pedagogen. Ik vind mezelf trouwens leerkracht. Didacticus en pedagoog.
In vetgedrukt grote delen van de tekst die op 2
februari 2021 geplaatst is op Didactiefonline.nl
Je hebt niet veel aan ‘veerkracht’ met grote
leerachterstanden.
Daar ben ik het niet mee eens. Je hebt niets aan
leerachterstanden, maar juist bij veel achterstand is veerkracht wel degelijk
van belang. Veerkracht zorgt er namelijk voor dat je opkrabbelt na tegenslagen.
En deze pandemie, met schoolsluitingen, met een vermeende(?), zo gevoelde (?)
echte(?) achterstand, mag je gerust een tegenslag noemen. Ik denk zelfs dat we
later deze gebeurtenissen scharen onder ACE’s. Ingrijpende gebeurtenissen in je
jeugd. Veerkracht zorgt ervoor dat je je leven kunt oppakken en hulp van de leraar
is daarbij nodig en zeer welkom.
Op sociale media bagatelliseren allerlei ‘pedagogen’
de zorgen over leerachterstanden die door de coronacrisis immer toenemen. Het
zou meer moeten gaan over het welbevinden van onze jeugd. Een valse
tegenstelling, volgens een onderwijskundige
Dat we hier praten over een valse tegenstelling ben ik met hem
eens. We moeten leerlingen helpen om straks bij de herstart en lang daarna, zoveel
mogelijk efficiënt, effectief en dus goed doordacht les te geven. Maar eerlijk
gezegd moest dat lang voor dat corona op het toneel verscheen ook al. Is dat
niet wat onderwijs zou moeten zijn?
Het is ondertussen februari 2021, we zitten in de
grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog, midden in de coronapandemie. De
scholen sluiten voor het gros van de kinderen, gaan weer (half) open, en weer
dicht. Kinderen moeten om de haverklap thuisblijven vanwege een loopneus in het
gezin. Gebogen over een laptopje lessen volgen, zo goed en kwaad als het gaat.
Dat dit zijn weerslag zou hebben op hun leerresultaten was te voorspellen: we
weten al jaren dat de zomervakantie leidt tot cognitieve achteruitgang, en vooral
bij sociaal kwetsbare kinderen.
Ook hier ben ik het roerend met deze onderwijskundige eens.
Als je zes hoog achter woont, met vijf broertjes en zusjes en je alleenstaande
moeder of als je met 8 familieleden in een klein flatje met slechte wifi en (g)een
laptop zit, heb je het zwaar. Zie maar eens (online) te leren. Wat dat betreft
illustreert de serie Klassen dat heel duidelijk. En ja, na de zomervakantie
hebben veel kinderen een terugval in hun kennis. Gelukkig houdt elke leraar
daar rekening mee.
Groeiende ongelijkheid
Terecht spreken velen, waaronder de minister voor
Basis- en Voortgezet Onderwijs Arie Slob (ChristenUnie), hun zorgen daarover
uit. Ze bedenken plannen om de leerachterstanden aan te pakken. Nee, zeggen een
aantal ‘pedagogen’ op sociale media (ik zal maar geen namen noemen), niet doen:
„Het gaat nu toch vooral om het welbevinden van de kinderen?” Kinderen hebben
volgens hen geen achterstand maar „zijn precies waar ze moeten zijn”. Sommigen
stelden de retorische vraag: „Achterstand ten opzichte van wie of wat?”
Ja, (bijna)alle kinderen hebben een achterstand door de
schoolsluiting en de online lessen. Alle inspanningen ten spijt. Een groot
aantal kinderen, waarvan we nu massaal doorhebben dat ze zes hoog achter wonen
met acht familieleden in een te klein huis en waar veel (armoede) problemen
zijn kampen al jaren met die achterstanden. Dat maakt het niet minder erg. Wel
goed dat ‘iedereen’ het er over heeft. Nu het geld naar het onderwijs om er
iets aan te doen.
Ja, sommige kinderen hebben meer achterstand dan anderen,
doordat het ene kind beschikte over een leerplek, goede wifi en ouders die tijd
en kennis hadden om uit te leggen wat de leraren nu niet konden. De kinderen
die nu nóg meer in het nadeel waren, zijn dezelfde kinderen die al jaren geen
eigen leerplek hebben (behalve in de klas) en die al jaren niet geholpen konden
worden door hun ouders, vanwege allerlei beperkende omstandigheden.
Nee, er is geen achterstand. Achterstand ten opzichte
van jezelf is lastig te meten. Als dat al kan. Achterstand ten opzichte van een
norm (bedacht door mensen die ervoor gestudeerd hebben en meestal geen idee
hebben van ‘achterstanden’ en moeilijke omstandigheden tijdens het opgroeien)
is zeker te meten. De vraag hoe erg het is, is een lastige. Leraren zullen met
een beredeneerd en selectief programma veel kunnen doen. Maar is dat niet wat
leraren altijd doen? Beredeneerd kiezen van leerstof, aangepast aan wat nodig
is en binnen de grenzen van het mogelijke?
Weten zij niet dat we in Nederland onder normale
omstandigheden niet eens in staat zijn om een deel van de
leerlingen voldoende kennis en vaardigheden mee te geven om succesvol te kunnen
deelnemen aan de maatschappij? Ten opzichte van elkaar en het curriculum wat we
in Nederland met elkaar hebben vastgesteld natuurlijk!
Volgens mij kan bovenstaande stukje dat de deskundige noemt
geen leerkracht ontgaan zijn. Het domineert elke keer weer het nieuws. Er is
een structureel probleem in ons onderwijs. Als bijna een kwart van de kinderen
met onvoldoende leesvaardigheid van school gaat, mag je dat best zo stellen.
Die kinderen hebben zeker een achterstand. Zelfs als je ze niet vergelijkt met anderen. Op de
basisschool leer je lezen, rekenen en spelling. De basis.
Ten opzichte van elkaar, is het een race dan? Nee, bij
een race gaat het om wie het eerste over de eindstreep komt. Het onderwijs is
erop gericht dat iedereen in ieder geval op tijd binnen is. In deze crisis is
het nog moeilijker geworden om dat streven waar te maken. Leerlingen zijn door
al dat ‘thuisonderwijs’ steeds meer aangewezen op hun ouders en dat is
oneerlijk. Hoogopgeleide ouders rapporteren dat ze veel beter in staat zijn om
hun leerlingen te helpen met schoolwerk, regelen gemakkelijker een goede laptop
en een rustige kamer om op te werken. Mocht dat onvoldoende helpen, kopen ze
dure bijlessen in. Je kan het de ouders niet kwalijk nemen maar het resultaat
is duidelijk: het toch al groeiende gat tussen kinderen van hoog- en
laagopgeleide ouders wordt door deze crisis alleen maar groter.
Naar mijn mening alweer geen speld tussen te krijgen.
Bemiddelde ouders kopen bijles, minder bemiddelde ouders nemen er soms een
tweede baan voor en anderen kunnen het niet betalen. Dat die bijles nodig is,
is naar mijn idee puur slecht. Maar heeft niets te maken met de coronacrisis. WEL
met de onderwijscrisis. Te volle klassen, te weinig leraren en blijkbaar
onvoldoende ‘goede’ instructie.
Veerkracht zonder vaardigheden
En dat curriculum dan, waarom zouden we daar zo
krampachtig aan vast houden? Omdat dat curriculum zodanig is opgebouwd dat de
leerlingen die het doorlopen goed voorbereid zijn op vervolgonderwijs en
samenleving. Je zou het misschien niet verwachten maar er is over nagedacht,
dat curriculum. „Ach”, posten de ‘pedagogen’, „leerlingen leren in deze crisis
ook hele andere waardevolle dingen. Hun band plakken met vader, een taart
bakken voor de buren, veerkrachtig zijn en jezelf vermaken in tijden dat er
veel niet mag.” Hop, weer een paar honderd likes binnen, dat geeft die
‘pedagogen’ vast een goed gevoel. Toekomstige werkgevers zien die leerlingen
ondertussen al aankomen: kunnen geen behoorlijke e-mail opstellen, vraag ze
niet om iets uit te rekenen, geen idee hoe de wereld in elkaar zit, maar ze
hebben volgens de pedagogen wel veerkracht. Ze hebben destijds zelfs nog een
taart gebakken voor de buurvrouw.
Dit vind ik een onnodig denigrerend stuk, hoewel waarschijnlijk
geschreven vanuit grote zorg om leerlingen. Er zijn mensen die zeggen: ‘Kinderen
hebben zoveel andere dingen geleerd.’ Goed mogelijk. Maar om bij school te
blijven: ze moeten goed leren lezen, rekenen en spellen. Voor later. Leuk dat je
nu een ei kunt bakken, weten hoe je een scherm deelt in Teams, maar de
basisvoorwaarden om deel te nemen aan onze samenleving moet je tóch nog leren.
Overigens: om mee te draaien in een samenleving heb je ook andere vaardigheden
nodig, dat je niet het idee hebt dat ik nu niet denk aan zaken als ‘op respectvolle
wijze omgaan met elkaar, enz.’
‘Pedagogen’ die leerachterstanden bagatelliseren, Douwe
vindt daar wat van: „zij doen mij denken aan miljonairs die zeggen dat geld er
niet toe doet.” Ik weet niet of Douwe echt bestaat, of dat dit de gedachte
van de onderwijswetenschapper is. Ik vind het wat kort door de bocht om
iedereen die andere accenten legt in zijn onderwijsvisie meteen in de hoek van ‘jij
hebt makkelijk praten’ gezet wordt. Die tegenstelling is volgens mij een valse.
Daan een vriend van mij zei: ‘Mensen die veel gestudeerd
hebben, zonder tegenslagen zijn opgegroeid in een mooi huis en een evenwichtig
gezin en die het welzijn van kinderen niet meenemen in hun kijk op de
onderwijscrisis in de gedaante van de coronacrisis hebben makkelijk praten.’
Ik
denk dat veel van de kinderen die besproken zijn in dit verhaal het vooral
nodig hebben dat iemand hen ziet, tijd voor ze heeft, plezier met ze maakt, de
situatie laat verwerken en dan keihard met ze aan de slag gaat om lekker lezen,
rekenen en spelling te leren.