Over mij

Mijn foto
Ik schrijf en geef lezingen over gedragsproblemen, gedrags- en ontwikkelingsstoornissen vanuit bijna 40 jaar onderwijservaring, een Master SEN studie en veel, véél leeswerk. Ik benader alles vanuit de vraag "Maar wat kan ik er nu mee in de klas?" Beknopte theorie en veel praktische handreikingen die je morgen al kunt toepassen in je klas. Zie ook www.gedragsproblemenindeklas.nl

zondag 19 september 2021

Wetenswaardig (Erik Meester, 2021). Een review

 Curriculum in stappen 

Erik Meester biedt een stappenplan voor curriculumontwerp. Helder en praktisch, met volop kennis uit onderzoek, vindt recensent Anton Horeweg.  

Wetenswaardig is een boek dat je stapsgewijs meeneemt in curriculumontwikkeling. De schrijver, Erik Meester, legt eerst het belang ervan uit. Samengevat is dat eigenlijk heel simpel: ‘Curriculumontwikkeling is iets wat je doet als team en dat leerlingen uiteindelijk ten goede moet komen.’ Een curriculum is een bouwplan dat alle onderdelen van de school verbindt. En dat bouwplan is nodig, want, zo betoogt Meester: ‘De leraar doet ertoe, maar moet wel iets hebben om mee te werken.’

In het boek vind je een helder stappenplan om een curriculum te ontwerpen. Als voorbeeld stap 1, praten over curriculum: je moet wel het wel eerst eens worden met elkaar over welke begrippen bij de curriculumtheorie horen. Een gedegen curriculumtheorie geeft, als het goed is, inzicht in de bedoeling of het rationale van het curriculum. Introduceer kernbegrippen in relatie tot curriculumontwikkeling en maak duidelijk wat je daar precies mee bedoelt, anders wordt het lastig praten met elkaar. Differentiatie bijvoorbeeld: dit begrip wordt door onderzoeker Carol Ann Tomlinson gedefinieerd als ‘het afstemmen van onderwijs om aan individuele behoeften tegemoet te komen’. Maar er zijn talloze manieren te bedenken om te differentiëren in de klas, zoals op inhoud, taak, ondersteuning of tempo.

Meer onderzoek in scholen Als de terminologie duidelijk is, kun je als team gaan kijken naar de (zeer) uiteenlopende manieren waarop er in de onderwijswereld over het doel en de invulling van het onderwijs wordt gedacht. Zo volgen nog zes praktisch ingevulde stappen om te komen tot een curriculum. Fijn is trouwens dat elk hoofdstuk begint met een doel en afsluit met een samenvatting van de belangrijkste punten. Heerlijk gestructureerd. Bij elke stap volgt een theoretische uiteenzetting, met een groot aantal wetenschappelijke bronnen. Hiermee illustreert Meester meteen dat de wetenschap best een groter aandeel mag krijgen in wat we doen in onze scholen. In hoofdstuk 3 gaat hij bijvoorbeeld in op myth busting. Nodig zo, betoogt hij, omdat ‘baat het niet dan schaadt het niet’ zeker niet opgaat. Meester illustreert dit soort uitspraken vaak meteen praktisch. ‘Ten eerste schaadt het in bepaalde gevallen wel degelijk en ten tweede: als het niet baat, zijn kostbare tijd en middelen verloren gegaan die ook op een meer waardevolle manier gebruikt hadden kunnen worden. Met andere woorden: tijd die besteed is aan het in kaart brengen van (niet-bestaande) leerstijlen of intelligenties en het daaraan aanpassen van je onderwijs, kun je niet meer besteden aan het voorkomen van leesproblemen.’ Deze manier van werken vind ik persoonlijk erg mooi. Gebrekkig wetenschappelijk inzicht heeft wel degelijk gevolgen in de praktijk. Dat kun je niet duidelijk genoeg maken. In datzelfde hoofdstuk gaat Meester ook in op het curriculum gebaseerd op kennis, waarbij hij ook misverstanden rond dit begrip opruimt. Daarna gaat hij in op keuzes in didactische benaderingen. Bij dat laatste heeft hij een duidelijke (met literatuur onderbouwde) mening: ‘Als het gaat om overdracht van algemene basiskennis (didactiek) is (expliciete) directe instructie een van krachtigste

gereedschappen die een leraar tot haar beschikking heeft. Met de opbouw van deze algemene kennisbasis kan het beste zo vroeg mogelijk worden begonnen, het liefst op een zo betekenisvol mogelijke wijze.’ Een mening die ik overigens deel.

Werkend curriculum In hoofdstuk 4 bespreekt hij het ‘hoe’. Curricula die ‘werken’ hebben kenmerken gemeen, zo blijkt (alweer) uit onderzoek. Ze zijn allemaal (1) algemeen vormend, (2) coherent, (3) cumulatief, (4) specifiek, (5) selectief en (6) praktisch uitvoerbaar. Als je met je team niet over deze principes in overeenstemming kunt komen, loop je een grote kans dat het daaropvolgende ontwerpproces mislukt. Er zijn meer algemene ontwerpprincipes vanuit onderwijswetenschappelijke hoek en meer contextuele ontwerpprincipes die per context en school verschillen. Erik sluit dit hoofdstuk af met een belangrijke zin: ‘Het ontwerpen van een curriculum is daarmee een inherent creatief proces waarbij je zelf heel actief zult moeten blijven nadenken en keuzes zult moeten maken.’

In hoofdstuk 5 bouwt hij hierop verder. Je kunt wel een (nieuw) curriculum willen, maar daarvoor is een stappenplan nodig. Doel is hier dan ook: uiteenzetten en onderbouwen van een algemeen stappenplan waarmee je als curriculumontwikkelaar praktisch aan de slag kunt. Meester schetst dat dit stappenplan van groot belang is en dat je moet werken met ‘het eind in gedachten’. Doe je dat niet, zo legt hij uit, dan verval je al snel in het maken van leuke lessen waarvan je geen idee hebt waartoe ze uiteindelijk bijdragen. Of zoals hij vrolijk samenvat: ‘loop je het risico dat er op school weliswaar een hoop gebeurt maar weinig wordt geleerd’. Zonde van je energie. En van de toekomst van je leerlingen.

Wat je wél kan doen, illustreert hij wederom zeer duidelijk met het achterwaarts ontwerpmodel, ontleend aan Wiggins en McTighe (2005). Hij sluit het hoofdstuk ook weer af met dit model, met daarbij een belangrijke waarschuwing: laat je als curriculumontwikkelaar niet verleiden tot het denken vanuit activiteiten, maar denk allereerst (cursivering AH) vanuit de bedoeling en de doelen van je onderwijs en hoe je kunt vaststellen of die doelen door leerlingen worden bereikt.

Slag naar de praktijk Omdat er veel (abstracte) theorie aan bod is geweest, maakt Meester die theorie praktisch met een hoofdstuk. Doel van dat hoofdstuk: ‘Een concreet voorbeeld geven van een omvangrijke curriculumontwikkeling waarmee recht gedaan wordt aan de eerder beschreven theorie in dit boek.’ Hieruit kun je afleiden dat hij zelf ook lesgeeft. Je ‘leerlingen’ willen graag echte voorbeelden. Ook daarin wordt voorzien. Hij motiveert dit als volgt: ‘Dit hoofdstuk is dus bedoeld als een soort uitgewerkt voorbeeld van een curriculumontwikkeling waarvan ik denk dat die (1) voor veel scholen in Nederland zeer de moeite waard is ter verbetering van de onderwijskwaliteit en (2) een dusdanige “omvang” heeft dat er veel aspecten van curriculumtheorie en -ontwerp mooi over het voetlicht komen. Dit is de moeite waard, omdat deze vorm van curriculumontwerp op veel scholen nog geen gemeengoed is, terwijl onderzoek positieve effecten laat zien van een dergelijke aanpak.’ Als voorbeeld gebruikt hij thematisch onderwijs in wereldoriëntatie. Het hoofdstuk geeft een mooi en aardig gedetailleerd beeld over hoe dit curriculum eruit kan zien, maar Meester waarschuwt: ‘geen vast recept dat je klakkeloos zou moeten opvolgen of uitrollen binnen jouw school’.

Hij legt ook uit waarom. Er is immers een implementatieplan nodig om zoiets omvangrijks je school binnen te krijgen. Daarover gaat het in hoofdstuk 7: hoe belangrijk (formeel én informeel) leiderschap is voor succesvolle curriculumimplementaties, welke vormen van leiderschap daaraan ondersteunend zijn en welke stappen daarbij te doorlopen zijn.

Willen veranderen en weten wat je wilt veranderen is één. Maar een verandering teweegbrengen in een sociaal systeem – zoals een schoolorganisatie – is twee. Zoiets gaat niet vanzelf. Curriculumontwikkeling kan daarom niet zonder een sterke schoolleider. Effectieve schoolleiders houden zich samen met hun team actief bezig met onderwijsverbetering, bouwen continu aan een

productief schoolklimaat, faciliteren hun team in de ontwikkeling tot professionele leergemeenschap en zetten hun (personele) middelen strategisch in.

Tips voor schoolleiders In een aantal stappen die de schoolleider kan volgen kun je op je bestemming aankomen. Die bestemming moet heel precies in kaart gebracht worden. 1. Een onderwijsinhoudelijke visie. De focus ligt bij het maken van een probleemanalyse. Meester geeft een opsomming van zaken waar je aan kunt denken.

2. Bepaal je implementatiestrategie. Het ontwikkelen van gespreid leiderschap staat centraal, met gebruik van een ‘implementatieteam’.

3. Maak samen stapsgewijs een begin. De schoolleiding moet op dit punt in dialoog met het team zorgdragen voor onderbouwde keuzes in bijvoorbeeld lesmethodes, leermaterialen en de inrichting van studiedagen. Wellicht is het zelfs nodig om te komen tot een eigen (geheel) nieuw curriculumontwerp.

4. Monitor en begeleid het proces nauwgezet. Zodra het team zich in toenemende mate professioneel en emotioneel betrokken voelt bij een geplande curriculumontwikkeling, leidt dat tot allerlei initiatieven en activiteiten. Op dit punt is het aan de schoolleiding om het overzicht te bewaren, duidelijke verwachtingen te (blijven) uitspreken en koers te houden.

5. Maak het af en zorg voor borging. Zoals eerder aangegeven zit er een (groot) verschil tussen de adoptie en integratie van nieuwe praktijken. De schoolleiding moet iedereen meekrijgen en erbij houden. Dat vergt sturing.

Meester legt ook nog wat uit over de voorwaarden die nodig zijn voor succesvolle curriculumontwikkeling. Daarover gaat hoofdstuk 8: stilstaan bij de condities waaronder curriculumontwikkelingen de meeste kans van slagen hebben en de manier waarop je daar invloed op kunt uitoefenen. Een plantje groeit tenslotte beter in aarde dan op steen. Meester legt uit dat we niet te veel moeten vertrouwen op de bekende ‘olievlek’ die zich vanzelf zal verspreiden. ‘Onderzoek naar de implementatie van innovaties laat zien dat het creëren van een zeker urgentiegevoel – bijvoorbeeld door de confrontatie met data – en het stimuleren van actie hard nodig is.’ Veranderingen leiden is dus hard werken.

Het helpt bovendien als je een leidende coalitie vormt met verandergezinde collega’s of veranderagenten die jouw zaak ondersteunen. Zo’n collectief leerproces gaat dus vrijwel altijd gepaard met soms vrij vurige discussies. Daarvoor moet je niet weglopen, dit is inherent aan het proces.

Meester bepleit ten slotte dat de schoolleider/curriculumontwikkelaar, wellicht meer dan voorheen, zal moeten openstaan voor adviezen vanuit de werkvloer. Dat hoort immers bij een professionele leergemeenschap. Hij sluit het boek af met een waarschuwing: verbetering van de onderwijskwaliteit zal zich uiteindelijk moeten uitbetalen in betere leerresultaten voor alle leerlingen. Dat is waar we het allemaal voor doen.

Wetenswaardig is een pittig boek. Ik denk echter dat zéker de universitaire pabo-studenten hiermee goed aan de slag kunnen, samen met hun onderwijskundig leiders die schooldirecteuren behoren te zijn. Dat wil allerminst zeggen dat andere leraren met veel hart voor onderwijs dit boek niet kunnen gebruiken. Goed onderwijs is immers een zaak van ons allemaal. Dit boek vertelt hóé.

 Erik Meester, Wetenswaardig. Curriculumontwikkeling voor primair onderwijs. Pica, 2021, € 34,95. Boek bestellen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten