Over mij

Mijn foto
Ik schrijf en geef lezingen over gedragsproblemen, gedrags- en ontwikkelingsstoornissen vanuit bijna 40 jaar onderwijservaring, een Master SEN studie en veel, véél leeswerk. Ik benader alles vanuit de vraag "Maar wat kan ik er nu mee in de klas?" Beknopte theorie en veel praktische handreikingen die je morgen al kunt toepassen in je klas. Zie ook www.gedragsproblemenindeklas.nl

zaterdag 30 oktober 2021

Is hij druk omdat hij ADHD heeft? Echt niet!

 

'The biomedical explanation model focuses on the condition in the child, which means that the opportunities and possibilities of adapting the context are not (optimally) considered.’
Te Meerman, Batstra, Grietens & Frances, 2017


Niet focussen op het kind, maar op alle actoren kan je in de klas dus veel verder helpen dan alleen kijken wat het kind mankeert. Ik illustreer dit met ADHD als voorbeeld. 

Het feit dat je ADHD hebt zegt maar heel weinig over je. Bovendien zijn kinderen met een stoornis onderling net zo verschillend als alle andere mensen. Ter illustratie: de overeenkomst tussen de hersenen van kinderen met en zonder ADHD is vele malen groter dan de verschillen. Je moet dus heel erg oppassen dat je geen ‘exactitude’ ontwikkelt, zoals prof. dr. Sarah Durston het fraai benoemde:* alle kinderen met (bijvoorbeeld) ADHD zijn zó en je moet hen zó ondersteunen. Er is gewoon géén one-size-fits-all-aanpak.
Ten slotte, doordat een term als (bijvoorbeeld) ADHD goed is ingeburgerd, wordt hij makkelijker onzorgvuldig en onjuist gebruikt. ‘Je bent druk, omdat je ADHD hebt’ is onjuist. Zo’n bewering is een cirkelredenering. De juiste bewering kan zijn: ‘Je vertoont druk gedrag (en nog veel meer ander gedrag natuurlijk), dat noemen we ADHD.’ Het betekent meestal wel dat je vaker
extra ondersteuning nodig hebt. 
Een ander aspect van ‘labeling’ mag niet onvermeld blijven: labels, etiketten, de DSM-classificaties; ze zijn alle verzonnen door mensen. Als de afspraken veranderen, verandert het kind heus niet mee. Een voorbeeld: ADHD heette ooit MBD (Minimal Brain Damage) – dat terwijl er nooit daadwerkelijke schade is aangetoond. De kinderen die ermee aangeduid werden, waren even druk als de kinderen die nu ADHD hebben. 
Een ‘label’ is dus maar zeer betrekkelijk. Dat geldt ook voor kinderen met een andere ontwikkelingsstoornis. Bovendien is de variatie enorm. Opnieuw een pleidooi voor kijken naar wat het kind nodig heeft, in plaats van wat hij ‘mankeert’. 
Een ander aspect van ‘labeling’ mag niet onvermeld blijven: labels, etiketten, de DSM-classificaties; ze zijn alle verzonnen door mensen. Als de afspraken veranderen, verandert het kind heus niet mee. Een voorbeeld: ADHD heette ooit MBD (Minimal Brain Damage) – dat terwijl er nooit daadwerkelijke schade is aangetoond. De kinderen die ermee aangeduid werden, waren even druk als de kinderen die nu ADHD hebben. Een ‘label’ is dus maar zeer betrekkelijk. Dat geldt ook voor kinderen met een andere ontwikkelingsstoornis. Bovendien is de variatie enorm. Opnieuw een pleidooi voor kijken naar wat het kind nodig heeft, in plaats van wat hij ‘mankeert’.
Het werken aan gedrag blijft dus hoe dan ook maatwerk: wat werkt bij dit kind, deze leerkracht, deze ouders, op deze school. Vraag je daarbij allereerst af wat wél goed gaat en probeer erachter te komen waarom. Zie de gedrags problemen niet als problemen van het kind: het zijn gezamenlijke problemen die je samen moet oplossen. 



Een deel van deze tekst komt uit Horeweg, A. (2021). Handboek Gedrag op school, deel 1. Huizen: Pica.

Zie ook de lectorale lezing van Dr. Sui Lin Goei (2010), Bekend maakt bemind. Leraar en leerling binnen
onderwijs en zorg. In: Goei & Kleijnen, 2011.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten