Bron: Horeweg, A. (2023). Kinderen met hechtingsproblemen in de klas. Leuven: Lannoocampus (in voorbereiding)
Leerkracht:
‘Oskar ik wil even met je praten, want dit gedrag vind ik niet goed.’ Oskar: ‘Maar
ik heb daar geen zin in.’ Lkr: ‘Toch
wil ik met je praten.’ O: ‘Ik niet
met u.’ Lkr: ‘We gaan
het toch doen.’ O: ‘Nee, ik
heb er geen zin in.’ |
Een gesprek als hierboven duurt vaak nog veel langer, maar
de uitkomst blijft zoals hier. Oskar vertikt het om te praten, mee te komen of
op welke manier dan ook mee te werken. De vraag is dan wat je kunt doen. Hem
dwingen kan niet. Boos worden helpt niet. Oskar is daar niet van onder de
indruk (in ieder geval ogenschijnlijk niet en hij zal nog steeds niet doen wat
je vraagt). Boos worden activeert bovendien een stressrespons die leidt tot een
uitbarsting of afsluiting voor de buitenwereld en heeft dus geen zin. Je kunt als
leerkracht het gevoel hebben dat nu je gezag wordt ondermijnd (dat gevoel had
ik in ieder geval wel; bovenstaande gesprekken heb ik meermaals gevoerd met
Oskar). Hoe onplezierig het gevoel ook is, op dat moment kun je weinig doen.
Opties
Een optie zou zijn Oskar uit de klas te laten halen door een directielid, maar ook met het directielid gaat hij niet mee (proefondervindelijk vastgesteld). Dat betekent dat je hem op dat moment alleen maar kunt laten zitten en zeggen dat je erop terugkomt. Je kunt een gesprek voeren als het kind rustig is, eventueel met zijn ouders erbij, maar ook die kunnen bovenstaande reactie niet voorkomen. Ik denk dat tijd de enige factor is die kan helpen. Oskar moet uiteindelijk gaan geloven dat als jij met hem wilt praten, dat niet is om hem te straffen, maar het beste met hem voorhebt.
Straf
voorkomt Oskars reactie echt niet en zorgt er alleen voor dat je zéker geen
band opbouwt, of de opgebouwde band beschadigt. Als je denkt dit gedrag te
voorkomen door strenge discipline en lik-op-stukbeleid (lees: strafwerk,
nablijven, schorsen), dan heb je het echt mis. Het gedrag lijkt te stoppen,
maar de wrok blijft aanwezig. Als je ‘menselijkheid’ weghaalt uit het
onderwijs, haal je ook veel van de effectiviteit weg, vooral voor kinderen met
trauma en hechtingsproblemen.[i]
Misschien doen die kinderen wat je wilt, als je geluk hebt, maar alleen als er
een volwassene meekijkt.[ii]
[iii]
Detentions and other traditional sanctions will certainly fail because there is nothing you can do to that child that can compare with the discomfort that they are already feeling. An exclusion will only increase their sense of anger and isolation, confirming their negative expectations (of yet another rejection).[iv] |
De ‘strenge discipline’ heeft ook effect op het leren, maar
niet het effect dat je zou willen. De achterblijvers zitten voor een deel vol
stress in je klas en komen minder goed tot leren. De kinderen met straf zullen
hun wereldbeeld keer op keer bevestigd zien: zij doen het niet goed en horen er
niet bij, jij (zijnde de leerkracht en volwassene) bent een voortdurende
bedreiging en een bron van wrok en stress. Het mag duidelijk zijn dat deze
kinderen óók niet tot leren komen.
Verbetering via contact en relatie
En het klopt als je bedenkt dat dit een zeer lastige
afweging is. Ga je wéér in gesprek, terwijl het kind er niets van lijkt te
leren en anderen stoort? Geef je hem straf, zodat hij ‘leert’ dat dit gedrag
onacceptabel is? Of werk je (al uitleggend en pratend) aan de lange termijn en
geloof je dat ook dit kind uiteindelijk zal geloven dat leerkrachten het beste
met hem voor hebben en hij veilig is in de klas, waardoor hij zichzelf zal
kunnen reguleren en begrijpt waarom dat nodig is. Ik stem voor de laatste optie, waarbij ik ook wel weet, dat het soms dermate mis kan gaan dat de veiligheid van andere kinderen in het geding komt en dat is een grens waar je niet over mag gaan. Gelukkig zijn er nog veel momenten daarvóór.
‘Most
seriously behaving students we are now talking about had experienced plenty of
punishment in their young lives and that neither helped them become caring
and responsible nor that it kindled their love of learning.’[v] Laura Ecken, teacher |
[i] Olson, K. (2014). The invisible classroom. Relationships,
neuroscience & mindfulness in school. New York: W.W. Norton &
Company.
[ii] Dix, P. (2020). As the adults change, everything changes. Seismic
shifts in school behaviour (5th ed.). Carmarthen: Independent Thinking Press.
[iii] L.A. Sroufe (2021): Then and now: the legacy and future of attachment
research, Attachment & Human Development. doi:
10.1080/14616734.2021.1918450
[iv] Martindale, D. (2019). Attachment-aware schools. Headteacher Update,
2019(1), 4-6.
[v] Watson,
M. (2019). Learning to Trust. Attachment theory and classroom management.
[vi] Hoffman M.L. (1978). Empathy: Its development and prosocial
implications. In: C.B Keasey (Ed.), Nebraska symposium on motivation,
25, 169-217. Lincoln (NE): University of Nebraska Press.
[vii] Hoffman, M.L. (200O). Empathy and moral development: Implications
for caring’ justice. Cambridge (MA): Cambridge University Press.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten