Laat ik beginnen te vertellen dat ik werk in het onderwijs.
Met kinderen dus. Dat doe ik al heel lang. En ja ik plaats kinderen in hokjes.
En u doet dat ook. Dat doe je namelijk al als je zegt ‘dit is mijn kind.’ In uw
hoofd maakt u in gedachten een hokje waarin u uw eigen kinderen onderscheidt
van andere kinderen. Reuzehandig. Voor je het weet zit je anders in een huis
vol kinderen die niet van jou zijn. De
mensen-die-niet-willen-dat-kinderen-in-hokjes-worden-geplaatst, plaatsen mij
ook in een hokje. Het hokje van professionals die kinderen in hokjes plaatsen.
Je kunt natuurlijk zeggen dat ik het daarnaar gemaakt heb, maar het blijft
hokjesdenken. Het menselijk brein moet wel. Het leeft handiger.
Intolerant
‘Je werkt mee aan het stigmatiseren van kinderen. Je plaatst
kinderen in hokjes. Je ziet voorbij aan de eigenheid van elk kind. Kinderen
moeten mogen zijn wie ze zijn.’ Zomaar een paar ‘argumenten’ om mij te laten
weten dat het onderscheid maken tussen kinderen die een stoornis hebben en de
andere kinderen, niet gewenst is. #hokjesdenken. Trouwens, die kinderen hebben geen
stoornis volgens de mensen met een andere mening, ze wijken af van de door hen
‘verfoeide norm.’ De maatschappij is intolerant. Ik zou zeggen: dat is
soms zeker waar.
Gelijk?
Waarom maak ik dan onderscheid tussen kinderen? Simpel,
omdat dit onderscheid er is. Ik probeer kinderen ‘te zien.’ Onderscheid in mijn klas is nodig, omdat ik
niet van elk kind hetzelfde kan en mag verwachten (ondanks het feit, dat ik wél
uitga van hoge verwachtingen). Niemand is erbij gebaat als ik tegen een druk
kind zeg dat het moet blijven zitten als ik zie dat het kind bijna ontploft van
de energie en bewegingsdrang. Ik heb
zojuist een kind in het hokje ‘druk kind’ gestopt in mijn hoofd, maar daardoor
heb ik wel een idee wat ik nu kan doen voor ‘m. Kinderen zijn dus niet gelijk. Wel gelijkwaardig.
Schadelijk
Oké, dat kan iedereen vast begrijpen. Dit hokje is nog niet
zo erg. ‘Maar je maakt onderscheid tussen kinderen met en kinderen zonder een
stoornis. Dát is wel erg. Dat zijn schadelijke hokjes. Je schrijft er zelfs boeken
over.’ Waar. Ik denk dat ik recht doe aan kinderen als ik wat over een kind
weet. En als dat ‘wat’ toevallig is dat het kind gediagnosticeerd is en ADHD
heeft, dan vind ik dat fijn om te weten. Ondanks het feit dat er volgens
sommige wetenschappers te snel een diagnose wordt gesteld; ondanks het feit dat
de criteria te breed zijn; ondanks het feit dat stoornissen hooguit afwijkingen
zijn van wat we op dit moment in onze samenleving acceptabel vinden en ondanks
het feit dat een stoornis zéker niet alles zegt, of misschien wel bijna niets,
omdat er meer verschillen zijn tussen kinderen met ADHD dan er overeenkomsten
zijn. Ik vind het fijn. Ik kan proberen mijn gedrag en de klassenomgeving een beetje aan te passen aan het kind. Het doet recht aan de eigenheid van het kind, waar ik
volgens niet-medestanders juist aan voorbij ga.
Ik, de leerkracht moet iets doen
Niemand krijgt zomaar een diagnose. Zelfs als de diagnose
‘te snel’ is gegeven, is er iets aan de hand. Er was een signaal. Het is nu
eenmaal niet zo dat je over straat loopt en ineens een diagnose hebt. Signaal
dus. Misschien is het kind druk (overigens niet omdat hij ADHD heeft; het is andersom. Het kind is druk en dat
noemen we ADHD. We hadden net zo goed kunnen afspreken dat het leuk is). Er staat nergens waarom het
kind druk is. Misschien wel door mij. Of waarom het kind niet oplet. Misschien
geef ik ontzettend saai les en is het mijn eigen schuld. Dus waarom is het dan
handig? De signalen zijn er. Dat betekent dat ik, de leerkracht, iets moet
doen. Daarom is dat signaal handig. Is ‘het label’ dan persé nodig? Niet
boeiend voor mij als leerkracht. Ik geef dat label niet (stom woord trouwens).
Ik neem het aan ter kennisgeving. Ik ga misschien dubbel mijn best doen om het
kind beweging te geven. Ik ga misschien een spetterende les maken. Weet ik
veel. Maar ik ga erover nadenken. En ja, dat doe ik ook voor andere kinderen.
Mag je zijn wie je bent?
‘Maar je gaat voorbij aan de eigenheid van kinderen. Ze
mogen toch zijn wie ze zijn?’ Ja en nee. Ik heb ook recht op eigenheid, maar ik
moet wel ‘meedraaien.’ in de maatschappij. Zo werkt dat nu eenmaal. Dus
eigenheid. Ja. Maar er is altijd een begrenzing. En wat betreft de eigenheid en de
als voorbeeld genoemde ADHD: dat gedrag ‘hoort’ bij het kind. Ik veroordeel het
kind niet en het gedrag ook niet. Ik wil het kind juist helpen een fijne
schooltijd te hebben. Waar het mag zijn wie het is. En als zijn eigenheid voor
klasgenoten even niet zo handig is, zoeken we naar een oplossing. En nee, dat hoeft zeker geen medicatie te zijn; daar ga ik niet over. Er zijn
overigens kinderen met ADHD, die op een gegeven moment medicijnen kregen en die
uiteindelijk die medicijnen niet meer wilden. Ze zeiden: : ‘ADHD/druk zijn
hoort bij mij.’ Hun eigenheid dus.
Nog een voorbeeldje. Een kind met autisme. Heel vaak hebben
zij moeite om met anderen te communiceren op precies dezelfde manier als veel
andere kinderen. Is dat erg? Nee, niet voor mij. Voor het kind kan het lastig
zijn. Het kan voor het kind een hobbeltje zijn of een forse berg, maar het kind
merkt wel dat de communicatie niet soepel verloopt. Hebben alle kinderen met
autisme dat? Ik ken ze niet allemaal, dus ik moet kijken naar dit specifieke
kind. Stel dat ik merk, dat het kind inderdaad niet alle dingen die ik zeg
snapt, terwijl de rest van de klas het wel begrijpt. Dan is het fijn als ik weet dat het kind
autisme heeft. Dan is het fijn dat ik weet dat ik heel concreet moet
communiceren. Daarmee kan ik recht doen aan het kind. Aan zijn eigenheid. Ik
heb het wel in een hokje geplaatst:
kind waarbij ik heel goed moet opletten hoe ik iets zeg. Schadelijk? Ik denk
van niet.
Samenvattend: Ik doe aan hokjesdenken. Ik zie diagnoses als (beperkte) informatie. Ik stel de diagnose niet. Ik vertel hooguit wat ik zie in de klas.
Ik eis niet dat ouders moeten laten testen. Ik stel het wel eens voor. Ik heb nog nooit gezegd 'Uw kind moet medicatie'. Dat is mijn vak niet. Ik kijk
naar gedrag en probeer met het kind uit te vissen wat erachter zit. En hoe we
samen voor een fijne schooltijd kunnen zorgen. Als een kind (g)een diagnose
heeft, en druk of onoplettend is, blijft dat nog wel even; met of zonder
diagnose. De informatie is dus altijd betrekkelijk en algemeen. Kijken naar het
kind en praten met het kind is dan wat nodig is. Volgens mij is dat een stukje
passend onderwijs. Zie je? Ik plaats zelfs het onderwijs in hokjes.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten