Schokt deze titel u? Ik hoop het. Waarschijnlijk (ik ben naïef)
klopt hij ook niet. Toch merk ik telkens weer als er berichten, artikelen,
filmpjes en dergelijke gedeeld worden op sociale media, die gaan over
kindermishandeling, -misbruik en verwaarlozing, de belangstelling ervoor miniem
is.
Het is ook een ongemakkelijk onderwerp, dat moge duidelijk
zijn. Kinderen die, soms al op zeer jonge leeftijd, verwaarloosd, mishandeld en
misbruikt worden. Je maag draait ervan om, je hart versnelt, je krijgt een nare
smaak in je mond. Je automatische reactie is dan ook: je hoofd omdraaien en
wegkijken. Dit kán niet, dit mág niet, dit is te erg. Klopt allemaal. Maar het
bestaat!
Je hebt deze kinderen in je school en in je klas. Het komt
voor. Overal. In schrikbarende aantallen. Onderzoek na onderzoek wijst dat uit.
Wereldwijd. Dus ook in jouw Nederlandse klas. In mijn nieuwe boek kun je alle
cijfers lezen en als je op de termen kindermishandeling, kindermisbruik,
huiselijk geweld en seksueel misbruik googelt, kom je de cijfers ook meteen
tegen. Weinig mensen doen dat. Ik snap dat wel; het drukt je met je neus op de
schokkende feiten. Maar. Toch. Als onderwijs-professional (maar je kunt ook
lezen ‘als mens’) mag je niet je ogen dichtdoen voor deze gruwelijke realiteit.
Ik weet uit mijn inmiddels best lange ervaring (ik werk meer dan 34 jaar in het
onderwijs), dat we het nauwelijks hebben over deze cijfers, de gevolgen, deze
kinderen. Dat is geen verwijt, het is gewoon zoals het is.
Maar ik vind dat het moet veranderen. Deze kinderen hebben
vaak niemand bij wie ze terecht kunnen. School, de klas, dat zou hun veilige
haven moeten zijn. Met een havenmeester die weet wat ze meemaken. Die de
gevolgen snapt. Die ze laat merken dat ze, ondanks hun gedrag (want dat kan
gezien de omstandigheden in heden of verleden behoorlijk anders zijn dan jij
zou willen) welkom zijn en gezien en gehoord worden.
Ik weet dat een stukje schrijven over dit onderwerp heel wat
anders is dan uitvoering geven aan dit idee. Waar begin je? Hoe houd je het
vol? Ik loop al over van het werk in mijn dagelijkse onderwijspraktijk. Het
goede nieuws is denk ik dat de aanpak die voor deze kinderen goed is, goed is
voor elk kind. Het is niet iets geheel nieuws. De traumasensitieve aanpak sluit
aan bij veel wat leerkrachten en docenten al doen. Alleen, bij deze kinderen,
die beschadigd zijn, is de aanpak lastiger vorm te geven en is het lastiger vol
te houden. Ze vertrouwen geen volwassenen, daar kwam immers het door hen
meegemaakte onheil vandaan? Ze lijken niet te zitten te wachten op een warme
relatie met een volwassene. Ze houden afstand, trekken zich terug, reageren
niet of ze reageren juist heel heftig en lijken het conflict te zoeken. Ga er
maar aanstaan als leerkracht in een volle klas.
Toch denk ik dat het kan en vind ik dat het moet. Voor deze
kinderen. Ze hebben vaak niemand anders.
In de schoolpraktijk betekent dit naar mijn idee dat je met
je team moet praten over kindermishandeling, misbruik en verwaarlozing (en alle
andere ingrijpende gebeurtenissen die kinderen meemaken en kunnen beschadigen).
Wat weten jullie van vroegkinderlijk chronisch trauma? Weet je goed wat de
invloed op leren en gedrag kan zijn? Weet je wat zou kunnen helpen? En als jullie
dat weten, hoe geven jullie dit dan schoolbreed gestalte? Is er in de drukte
van alle dag tijd om echt te praten
met kinderen? Ook met kinderen die in eerste instantie daar niet of afwijzend
op reageren? En als die tijd er niet blijkt te zijn, hoe ga je dit dan
oplossen? Ik weet dat die tijd er vaak niet is, maar ik vind dat hoe langer hoe
onverteerbaarder worden. De kern van ons vak is een pedagogische relatie
aangaan met kinderen en we hebben vaak ‘geen tijd’ om echt in gesprek met ze te
gaan.
Een van de redenen waarom ik dat steeds zotter vind, is de
interviews die ik mocht houden met jongeren van de Augeo Jongeren Taskforce.
Zonder uitzondering gaven zij namelijk aan dat de door hun meegemaakte ellende
een stuk verdraagzamer was geweest, als er een leerkracht of docent had
gevraagd hoe het (echt) met ze was. Ze gaven soms aan dat ze niets verteld
zouden hebben van wat ze echt meemaakten thuis, maar zonder uitzondering gaven
ze aan dat ‘het er zijn’ van een volwassene die liet merken er voor ze te zijn,
geholpen zou hebben. De klas als veilige haven met een havenmeester die je echt
ziet.
Een leerkracht of docent die je ziet, die door je
(‘lastige’) gedrag heen ziet. Een leerkracht of docent die straf vermijdt. Die
regels stelt (ieder kind heeft grenzen nodig), maar die probeert dat op niet
repressieve wijze te doen. Die zich constant afvraagt of de sanctie ‘wraak’ is
of toevallig makkelijk is uit te voeren (‘ga er maar uit, ik ben klaar met
je.’) of onvermogen van zichzelf. Ik weet dat dit stukje over straf een heikel
punt is. Ik merk dat ik zelf nog regelmatig trap in het geven van een sanctie
die een van bovenstaande redenen heeft.
Maar het werkt niet! Misschien werkt het voor sommige
kinderen, maar zeker niet voor de kinderen uit dit verhaal. Het helpt ze verder
de afgrond in. Ze hebben geen volwassenen die ze kunnen vertrouwen, waar ze bij
terecht kunnen en doordat ze op school straf krijgen (waarvan elke leerkracht
weet dat dit de relatie kan beschadigen), is er daar ook niemand. Vergeet niet
dat deze kinderen gevoeliger zijn op dit gebied. Ze vinden zichzelf vaak niets
waard en betrekken de straf niet op hun gedrag, maar op hun persoon. Met een
ondoordachte sanctie bevestig je hun wereldbeeld: ik ben niets, de wereld is
gevaarlijk en volwassenen heb je niets aan.
Nooit meer straffen dan? Ik wou dat het kon. Maar grenzen
zijn nodig. Je kunt nu eenmaal niet alles goed vinden. Maar een grens kun je
vaak net iets anders bewaken dan met ‘ga er maar uit,’ of ‘Ik ben nu echt klaar
met je.’ Een grens kun je bewaken met geschreeuw, maar ook met kalmte. Dat is
(vind ik) moeilijk. Het lijkt vaak onbegonnen werk; effect laat (soms) lang op
zich wachten. Traumasensitief lesgeven is vaak vooral letten op wat jij als
leerkracht of docent doet. In je gedachten kan het soms lijken op een vrijbrief
voor kinderen die verkeerd gedrag vertonen; dat is het niet. Het is een manier
om ze te leren dat hun gedrag (in de klas) niet nodig is. Dat het er veilig is.
Dat de leerkracht hen ziet en wil helpen het ‘goed’ te doen. En dat ze mogen
zijn wie ze zijn. Waardevol als ieder ander. Wat het andere deel van hun wereld
ze ook wijs heeft gemaakt.
Dit soort zaken moet je dus als traumasensitief schoolteam
bespreken. In alle openheid. Een traumasensitieve school word je niet zomaar.
Ook niet door het lezen van een boek erover. Maar als je als team wilt, kun je
wel een traumasensitieve school worden. In de VS, Australië en Canada bestaan
er al vele. Al jaren. In ons land begint dit concept langzaam vorm te krijgen.
In Heerlen is er al een traumasensitieve school. Misschien zijn er al meer. Of
komen er meer. Kan toch? Ik werk er graag aan mee.
Anton Horeweg,
Leerkracht, gedragsspecialist (M SEN)
Auteur van De
traumasensitieve school. Anders kijken naar gedragsproblemen in de klas.(2018).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten