‘Jongens
en meisjes, dit is Musab, hij komt bij ons in de klas.’
Naast
mij stond een vrij stoere jongen. Uitdagend keek hij de klas in, helemaal niet
timide, zoals de meeste kinderen die zomaar ergens in een vreemde klas gedropt
worden.
Ik
wees hem zijn plek aan en gaf hem zijn spullen. De eerste dag keek Musab vooral
rond. Werken deed hij nauwelijks. Dat snapte ik wel, ook al keek hij stoer en
uitdagend, hij moest vast nog wennen aan zijn klas. Toen we tegen drie uur de
klas gingen opruimen kwam Manon klagen: ‘Meester, Musab schopt me zomaar.’
‘Zomaar?’ echode ik. ‘Jij deed niets?’
Manon
verzekerde me dat ze echt niets had gedaan. Ze leek oprecht. Ik vond haar ook
geen meisje dat dit soort dingen zou verzinnen. Ik stelde haar gerust en
vertelde dat ik op Musab zou letten. De dagen erna regende het klachten over
Musab. Schijnbaar uit het niets schopte, kneep en sloeg hij. Soms zag ik het
gebeuren, maar vaker helemaal niet. Musab werd ook snel drukker. Hij had
commentaar op van alles en nog wat, wilde graag zaken regelen die ik liever
zelf regelde en wilde ook voor de kinderen wel bepalen wat zij moesten doen.
Zo
te zien lag de kracht van Musab in het controleren van zijn omgeving. Hij deed
er in ieder geval verwoede pogingen toe. Omdat Musab een kop groter was dan de
meeste kinderen, begon de situatie toch wel vervelende vormen aan te nemen.
Sommige kinderen waren duidelijk bang voor hem. Ik besloot met hem te praten,
maar helaas had Musab besloten om dat niet met mij te doen. Hij had geen
problemen, hij had mij niet nodig, want hij kon prima op zichzelf passen en de
andere kinderen moesten niet zo zeuren. Hij deed immers niets? Welke
pedagogische trucjes ik ook probeerde in het gesprek, ik stuitte op een muur
van ‘Weet ik niet’, ‘Hoe moet ik dat weten?’ en stilzwijgen.
Toen
Musab weg was naar huis, zat ik nog een tijd lang voor me uit te staren. Hoe
help je een kind dat niet geholpen lijkt te willen worden?
Eerst maar alle zaken eens op een
rijtje gezet dan. Musab kwam uit Eritrea. Zijn ouders waren gevlucht voor het
bewind daar en waren via een lange tocht door Afrika uiteindelijk met een
bootje de Middellandse Zee overgestoken, samen met nog tweehonderd anderen in
datzelfde bootje. Onderweg hadden ze mensen zien doodgaan en hun tocht door
Afrika was ook een zware tocht geweest. Musab was dus weggerukt van huis, vrienden en familie, had geweld
meegemaakt en had zelf ook moeten lijden tijdens de zware tocht. Daarna had het
gezin in een vluchtelingenkamp gezeten, waaruit ze uiteindelijk vertrokken
waren, om ten slotte te eindigen in Ter Apel. Vanuit daar hadden ze nog op drie andere
plekken gezeten, voor Musabs tocht op onze school eindigde. Voorlopig dan.
Al die onzekerheid … Geen wonder dat je als kind de boel wilt regelen. Elke
beetje houvast is welkom.
Ik
besloot Musab om te beginnen een andere plek in de klas te geven. Achteraan,
met mooi overzicht over de groep. Niemand achter hem, alleen vóór hem. Ik zette
hem naast Alex, een beer van een jongen die de goedheid zelve was. Hopelijk zou
zijn kalme gemoed ook uitstralen naar Musab. Daarnaast gaf ik Musab de
verantwoordelijkheid over een paar taken die in de klas gedaan moesten worden:
hij mocht mijn oerwoud aan planten beheren en verzorgen en de whitebordjes en
stiften uitdelen. Verder paste ik mijn uitleg aan en vertelde vaker wat er ging
komen. Heel langzaam leek er iets te veranderen in het gedrag van Musab. De
kleine stukjes controle die hij kreeg, leken hem goed te doen. Op de een of
andere manier had Alex ook invloed op hem, Musab sloeg niet of nauwelijks meer
andere kinderen. Zich bemoeien met van alles en nog wat met de bedoeling de
zaken naar zijn hand te zetten deed hij nog wel. Ik besloot er maar eens een
aantal gesprekken in de klas over te houden.
‘Hoe
beslissen wij in deze klas wat we gaan doen?’ En vooral: ‘Wat doe je als iemand
de baas wil spelen?’ Uit die gesprekken kwam uiteindelijk naar voren dat de
groep kon helpen. Iemand die zijn zin wil doordrijven, kan gestopt worden door
de rest van de klas: ‘Als we besluiten dat we iets zo en zo doen en één iemand
wil dat niet, dan kan hij op dat moment niet meedoen. Natuurlijk is hij meteen
welkom als hij volgens de gemaakte afspraken wil meedoen.’
Het leidde in de weken erna tot
een vaak boze en verbaasde Musab, die merkte dat grote groepen kinderen niet deden
wat hij op dat moment wilde. Op die momenten probeerde ik in de buurt te zijn
en praatte ik met hem over hoe je met groepen niet altijd precies kan doen wat
je zelf wilt. Op zo’n moment mag je zelf kiezen: je doet niet mee, of je doet
mee volgens de regels van de anderen. Jij bent de baas over jou, dus dat bepaal
jij helemaal zelf. Over dat laatste moest hij hebben nagedacht, want een paar
dagen later kwam hij vertellen dat hij besloten had om toch mee te doen op
momenten dat de klas niet koos voor wat hij wilde. ‘Ik heb bepaald dat dat toch
leuker is’, zei hij ernstig.
Bron: Horeweg, A. (2018, 2024). De traumasensitieve school. Anders kijken naar gedrag. LannooCampus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten