Over mij

Mijn foto
Ik schrijf en geef lezingen over gedragsproblemen, gedrags- en ontwikkelingsstoornissen vanuit bijna 40 jaar onderwijservaring, een Master SEN studie en veel, véél leeswerk. Ik benader alles vanuit de vraag "Maar wat kan ik er nu mee in de klas?" Beknopte theorie en veel praktische handreikingen die je morgen al kunt toepassen in je klas. Zie ook www.gedragsproblemenindeklas.nl

vrijdag 9 september 2022

Een puber met hechtingsproblemen in je klas.

 


Hechtingsproblemen: voor wie het niet precies weet: Kinderen hechting zich aan hun primaire verzorgers (later ook aan anderen, hun hele leven lang, maar we houden het hier even bij deze vorm: gehecht - of niet - aan je verzorgers; meestal de ouders). Slechts een deel van onze bevolking is echter veilig gehecht (ruwweg tweederde), en een deel is onveilig gehecht. Die onveiligheid kun je hebben in gradaties. De meest ‘erge’ vorm is reactieve hechtingsstoornis: dan heeft er nooit hechting plaatsgevonden.

Wat we ons niet altijd realiseren is dat welke vorm van onveilige hechting je ook hebt, de wereld een onveilige plek voor je is en de mensen die erop rondlopen niet betrouwbaar en zelfs gevaarlijk zijn. Een bijkomend probleem voor de omgeving is, dat er niet op je voorhoofd staat: ‘Onveilig gehecht’ en helaas ook niet een sticker met ‘handle with care.’ Hoewel beide stickers handig zou kunnen zijn.

Dit is uiteraard geen pleidooi voor het plakken van stickers op kinderen. Wel is het een oproep om te bedenken dat er leerlingen zijn die onveilig gehecht zijn. (Ook leerkrachten en docenten, maar dat even terzijde). Terug naar die leerling. We weten het dus vaak niet. Maar nu even de ideale situatie: je weet het wel.

Onveilige gehechtheid zie je relatief vaak terug bij adoptie en pleegkinderen. Maar omdat ze niet allemaal onveilig gehecht zijn (ze kunnen inmiddels een gehechtheidsband hebben opgebouwd met hun verzorgers/ pleegouders), weet je dus ook nu niet of er sprake is van problematische hechting. Maar omdat ik het over de ideale situatie heb, waar je het wel weet (de pleegouders/verzorgers hebben het verteld), kun je dus zeker wat doen op school. Je kunt bijvoorbeeld beseffen dat het kind vaak met veel stress in je klas zit (voor window of tolerance en toxische stress zie : https://gedragsproblemenindeklas.nl/gedragsproblemen/traumasensitief-onderwijs/ ).

Door die stress, dat een gespannen gevoel en een gevoel van onveiligheid geeft bij het kind, reageert het net als ieder mens bij spanning, stress en onveiligheid: het werkt niet meer, het reageert in de ogen van anderen veel te boos of te brutaal, of het vertoont vermijdingsgedrag (bijvoorbeeld onnodig naar de wc gaan, andere dingen doen dan die je moet doen, spijbelen). En bij pubers heb je ook nog het ‘schild van onverschilligheid.’  ‘Boeit me niks.’ ‘Nou en?!’, ‘Weet ik veel.’ ‘Humpf’ (wat staat voor onverstaanbaar gemompel).

Het is geen prettig gedrag. Ik wil het ook niet in mijn klas. Maar het is geen keuze zoals wij het woord keuze opvatten. ‘Je kunt kiezen: je doet nu mee of je gaat eruit,’ gaat ervan uit dat de leerling logisch gaat nadenken en eieren voor zijn of haar geld kiest. De leerling waar ik nu over schrijf, kiest niet! Het is overlevingsgedrag! Fight , flight, freeze, weet je wel? Zie voor uitleg: https://gedragsproblemenindeklas.nl/gedragsproblemen/traumasensitief-onderwijs/ Kopje ‘Wat zie je hiervan in de klas?’

Ja, maar ik wil het nog steeds niet in mijn klas! Eens. Ik ook  niet. Maar door te straffen, boos te worden, te kleineren of het kind voor de hele klas sarcastisch toe te spreken: ’JIJ? JIJ zelfstandig???’ gaat het gedrag niet weg. Het zal verergeren. En uiteindelijk escaleren. De genoemde reacties maken de boel namelijk nóg onveiliger en de leerling voelt zich nóg minder gewenst en nóg minder waard.

Een voorbeeldje overlevingsgedrag en de invloed op sociaal (wenselijk) gedrag: Stel je voor. Je steekt over, samen met een oud omaatje en een klein kind. Er komt een auto. Hij rijdt te hard, hij gaat zeker niet stoppen. Wat doe je? Je vraagt aan het omaatje of ze een beetje sneller wil lopen en of je haar mee mag trekken. Je vraagt beleefd of ze even jouw tas wil aanpakken. Dat snapt ze niet, dus je legt geduldig uit waarom. Je vraagt aan het kind of ze het een beetje naar haar zin heeft op school en of ze een hardloopwedstrijdje met je wil doen.

Welnee: je pakt het kind onder je arm, trekt oma mee en rent voor je leven. Je gaat niet beleefd doen. Natuurlijk niet. Wat nog wel een optie is, dat je oma omverduwt tijdens het wegrennen en niet aan het kind denkt. Overleven gaat boven alles. Dat doe je niet bewust. Dat regelt je instinct.

 

Op het moment dat je in fight, flight of freeze bent, doe je niet ‘sociaal.’, niet vriendelijk en denk je niet na over gevolgen.

Dat betekent niet dat alles mag omdat je er ’niks aan kunt doen.’ Het betekent alleen, dat als ik dit gedrag niet wil in mijn klas, ik een relatie met het kind moet zien op te bouwen die veiligheid biedt. Dat betekent soms, dat ik me realiseer dat sommige kinderen (nog) niet kunnen geven wat school vindt dat zou moeten. 

Soms is er daardoor een onoverbrugbare kloof ontstaan. ‘Helaas. Uw kind kan niet op (deze) school.’ Vaak ook is de kloof te overbruggen (met extra moeite, dat dan weer wel). Zo was er eens een leerling die stage moet lopen in een drukke hal met veel mensen. Dat kon deze leerling niet. Als de school dan zegt: ‘Ja, maar toch moet het, zorg maar dat je het doet.’ Komt niemand verder. Als de school zou zeggen: ‘Je komt bij deze begeleider, in het halletje naast de grote hal, daar werk je voorlopig tot we elkaar beter kennen en dán gaan we samen eens in die grote hal kijken, heb je meer kans van slagen. Lastig? Zeker wel. Altijd mogelijk? Zeker niet. Maar vaker dan je denkt. De traumasensitieve school is soms dichterbij dan je denkt als je er aan denkt.

Meer lezen:

Horeweg, A (2018). De traumasensitieve school.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten