Hechtingsproblemen: voor wie het niet precies weet: Kinderen hechting zich aan hun primaire verzorgers (later ook aan anderen, hun hele leven lang, maar we houden het hier even bij deze vorm: gehecht - of niet - aan je verzorgers; meestal de ouders). Slechts een deel
van onze bevolking is echter veilig gehecht (ruwweg tweederde), en een deel is onveilig gehecht. Die onveiligheid kun
je hebben in gradaties. De meest ‘erge’ vorm is reactieve hechtingsstoornis:
dan heeft er nooit hechting plaatsgevonden.
Wat we ons niet altijd realiseren is dat welke vorm van
onveilige hechting je ook hebt, de wereld een onveilige plek voor je is en de
mensen die erop rondlopen niet betrouwbaar en zelfs gevaarlijk zijn. Een
bijkomend probleem voor de omgeving is, dat er niet op je voorhoofd staat:
‘Onveilig gehecht’ en helaas ook niet een sticker met ‘handle with care.’
Hoewel beide stickers handig zou kunnen zijn.
Dit is uiteraard geen pleidooi voor het plakken van stickers
op kinderen. Wel is het een oproep om te bedenken dat er leerlingen zijn die
onveilig gehecht zijn. (Ook leerkrachten en docenten, maar dat even terzijde).
Terug naar die leerling. We weten het dus vaak niet. Maar nu even de ideale
situatie: je weet het wel.
Onveilige gehechtheid zie je relatief vaak terug bij adoptie
en pleegkinderen. Maar omdat ze niet allemaal onveilig gehecht zijn (ze kunnen
inmiddels een gehechtheidsband hebben opgebouwd met hun verzorgers/
pleegouders), weet je dus ook nu niet of er sprake is van problematische
hechting. Maar omdat ik het over de ideale situatie heb, waar je het wel weet (de
pleegouders/verzorgers hebben het verteld), kun je dus zeker wat doen op
school. Je kunt bijvoorbeeld beseffen dat het kind vaak met veel stress in je
klas zit (voor window of tolerance en toxische stress zie : https://gedragsproblemenindeklas.nl/gedragsproblemen/traumasensitief-onderwijs/
).
Door die stress, dat een gespannen gevoel en een gevoel van
onveiligheid geeft bij het kind, reageert het net als ieder mens bij spanning,
stress en onveiligheid: het werkt niet meer, het reageert in de ogen van
anderen veel te boos of te brutaal, of het vertoont vermijdingsgedrag
(bijvoorbeeld onnodig naar de wc gaan, andere dingen doen dan die je moet doen,
spijbelen). En bij pubers heb je ook nog het ‘schild van
onverschilligheid.’ ‘Boeit me niks.’
‘Nou en?!’, ‘Weet ik veel.’ ‘Humpf’ (wat staat voor onverstaanbaar gemompel).
Het is geen prettig gedrag. Ik wil het ook niet in mijn
klas. Maar het is geen keuze zoals wij het woord keuze opvatten. ‘Je kunt
kiezen: je doet nu mee of je gaat eruit,’ gaat ervan uit dat de leerling
logisch gaat nadenken en eieren voor zijn of haar geld kiest. De leerling waar
ik nu over schrijf, kiest niet! Het is overlevingsgedrag! Fight ,
flight, freeze, weet je wel? Zie voor uitleg: https://gedragsproblemenindeklas.nl/gedragsproblemen/traumasensitief-onderwijs/
Kopje ‘Wat zie je hiervan in de klas?’
Ja, maar ik wil het nog steeds niet in mijn klas! Eens. Ik
ook niet. Maar door te straffen, boos te
worden, te kleineren of het kind voor de hele klas sarcastisch toe te spreken:
’JIJ? JIJ zelfstandig???’ gaat het gedrag niet weg. Het zal verergeren. En
uiteindelijk escaleren. De genoemde reacties maken de boel namelijk nóg
onveiliger en de leerling voelt zich nóg minder gewenst en nóg minder waard.
Een
voorbeeldje overlevingsgedrag en de invloed op sociaal (wenselijk) gedrag:
Stel je voor. Je steekt over, samen met een oud omaatje en een klein kind. Er
komt een auto. Hij rijdt te hard, hij gaat zeker niet stoppen. Wat doe je? Je
vraagt aan het omaatje of ze een beetje sneller wil lopen en of je haar mee
mag trekken. Je vraagt beleefd of ze even jouw tas wil aanpakken. Dat snapt
ze niet, dus je legt geduldig uit waarom. Je vraagt aan het kind of ze het
een beetje naar haar zin heeft op school en of ze een hardloopwedstrijdje met
je wil doen. Welnee: je
pakt het kind onder je arm, trekt oma mee en rent voor je leven. Je gaat niet
beleefd doen. Natuurlijk niet. Wat nog wel een optie is, dat je oma omverduwt
tijdens het wegrennen en niet aan het kind denkt. Overleven gaat boven alles.
Dat doe je niet bewust. Dat regelt je instinct. |
Op het moment dat je in fight, flight of freeze bent, doe je
niet ‘sociaal.’, niet vriendelijk en denk je niet na over gevolgen.
Dat betekent niet dat alles mag omdat je er ’niks aan kunt doen.’ Het betekent alleen, dat als ik dit gedrag niet wil in mijn klas, ik een relatie met het kind moet zien op te bouwen die veiligheid biedt. Dat betekent soms, dat ik me realiseer dat sommige kinderen (nog) niet kunnen geven wat school vindt dat zou moeten.
Soms is er daardoor een onoverbrugbare kloof ontstaan.
‘Helaas. Uw kind kan niet op (deze) school.’ Vaak ook is de kloof te
overbruggen (met extra moeite, dat dan weer wel). Zo was er eens een leerling
die stage moet lopen in een drukke hal met veel mensen. Dat kon deze leerling
niet. Als de school dan zegt: ‘Ja, maar toch moet het, zorg maar dat je het
doet.’ Komt niemand verder. Als de school zou zeggen: ‘Je komt bij deze
begeleider, in het halletje naast de grote hal, daar werk je voorlopig tot we
elkaar beter kennen en dán gaan we samen eens in die grote hal kijken, heb je
meer kans van slagen. Lastig? Zeker wel. Altijd mogelijk? Zeker niet. Maar
vaker dan je denkt. De traumasensitieve school is soms dichterbij dan je denkt
als je er aan denkt.
Meer lezen:
Horeweg, A (2018). De traumasensitieve school.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten